Doop als twistappel
Het komende jaar, 2009, is niet alleen het jaar van Calvijn maar ook van het baptisme. Ongeveer 90 miljoen baptisten staan er dan bij stil dat in 1609 in Amsterdam de eerste baptistengemeente werd gesticht. Het verbaast dan ook niet dat Nederland, waar zo’n 17.000 baptisten wonen, het centrum is van deze vieringen.
Dat Calvijn en de baptisten meer met elkaar te maken hebben dan alleen dat zij elk een jubileum gaan vieren, blijkt uit ”De weg van het wassende water” van Henk Bakker, onder meer docent aan het Baptistenseminarie te Barneveld. Zoals de ondertitel van het boek aangeeft, gaat Bakker terug naar de wortels van het baptisme. Dat doet hij grondig en op een zeer toegankelijke wijze.Het vastleggen van de geschiedenis van de baptisten was overigens ook wel nodig, want een boek als dat van Bakker bestond nog niet. Het voorziet dan eindelijk ook in deze leemte. Zo zal slechts bij weinig mensen bekend zijn dat het baptisme geen Amerikaanse uitvinding is, maar dat de eerste baptistengemeente op Nederlandse bodem ontstond.
Bakker gaat terug naar het begin van de gouden eeuw, naar het moment dat John Smyth en Thomas Helwyns in Amsterdam de eerste bapistengemeente stichtten. Deze twee voorgangers waren vanwege de politieke situatie in Engeland naar Nederland uitgeweken. Meteen wordt duidelijk dat ’Amsterdam’ weliswaar het officiële begin van het baptisme is, maar dat de wortels van het Nederlandse baptisme in de negentiende eeuw te zoeken zijn.
Twistpunt
Bakker wijst op de diversiteit die er binnen het baptisme van het begin af aan was. Hij signaleert dat -net als onder gereformeerden- de doop bij baptisten tot twistpunt werd, met name over de vraag wat de doop voor de heiliging betekende en andersom. Daarna gaat Bakker terug in het verleden en geeft hij een helder overzicht van de geschiedenis van de wederdopers, met daarin een excurs over de grootdoop en een over Bergredechristendom. Een derde excurs -over geweldloosheid in de vroege kerk- vormt een apart hoofdstuk. Daarna komen de visie van Luther, Calvijn en de dopers over de verhouding kerk en staat aan de orde. Het vijfde hoofdstuk begint bij Menno Simons en geeft vervolgens een historisch overzicht van verschillende baptistische richtingen die in de zeventiende eeuw ontstonden.
Het is interessant om te zien hoe Bakker de wortels van het baptisme zoekt in het doperdom van de zestiende eeuw. Daarbij stelt hij de vraag of de reformatoren de dopers wel ooit goed hebben begrepen. Die vraag is niet zo moeilijk te beantwoorden, want de edities van 16e-eeuwse theologen, stukken van kerkelijke vergaderingen en andere documenten vertellen dat men van reformatorische zijde heel goed begreep waar het de dopers om ging. Het ging echter niet om gebrek aan begrip, maar om verschillende uitgangspunten, waarbij de reformatoren vonden dat wat de dopers beoogden binnen een gereformeerde theologie het beste tot zijn recht kwam en ook het best beschermd kon worden.
Belijdenisgeschriften
Als de wortels van het baptisme in het doperdom liggen, zou dat betekenen dat de gereformeerde belijdenisgeschriften dus toch wel hoogst actueel en bruikbaar zijn in de huidige discussie over grootdoop en overdoop. Immers wordt nogal eens het verwijt gemaakt dat deze oude confessies tegen de dopers van de zestiende eeuw gericht waren maar dat wij in de huidige evangelische golf met heel iets anders te maken hebben en dus de belijdenisgeschriften hier nauwelijks een functie kunnen hebben en slechts anachronistisch gebruikt worden. In de lijn die Bakker tekent ontvalt dit verwijt elke grond.
Bakker eindigt zijn boeiende boek met de actualiteit van het baptistische denken, waarbij hij vooral aandacht geeft aan de politieke en sociale betekenis ervan. De notie van de geweldloosheid in verbinding met het besef zoutend zout te zijn, geven het baptisme volgens Bakker grote relevantie voor de huidige samenleving. Wat de kerkelijke situatie betreft, zou het baptisme juist veel kunnen betekenen in een tijd waarin mensen betrokkenheid en warmte zoeken.
Kern van het verschil tussen baptisme en bijvoorbeeld Rome en Reformatie is en blijft de doop. Hoezeer Bakker in dit boek ook laat zien dat de wortels van baptisten en gereformeerden heel dicht bij elkaar liggen, toch blijkt dat het om twee verschillende bomen gaat. In dit verband kan gezegd worden dat Bakker wel vele misverstanden heeft opgehelderd, maar dat hij zelf met minimaal één misverstand is blijven zitten. Hij stelt namelijk dat doperse baptisten niet meekunnen gaan met het gereformeerde verbondsdenken. „De doop (…) leidt niet automatisch in het verbond met de aartsvaders van Israël.” Inderdaad. Maar dat leert het „gereformeerde verbondsdenken” dus ook niet. De doop leidt automatisch namelijk nergens naartoe, maar is teken en zegel van de beloften van het verbond. Misschien kan een boek over Calvijn Bakker op dit punt iets verder helpen. Calvinisten zelf kunnen -net als baptisten trouwens- veel van Bakker leren.
N.a.v. ”De weg van het wassende water. Op zoek naar de wortels van het baptisme”, door Henk Bakker; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2008; ISBN 978 90 239 2289 6; 318 blz.; € 24,90.