Jacht op voetbalvelden en pannenkoekjes
Dicht tegen elkaar liggen ze in de haven van La Coruña: de twee schepen die Nederland naar Galicië heeft gestuurd om te helpen de olie op te ruimen die met het vergaan van de tanker Prestige in zee is gekomen. De aanblik van de boten, de Arca en de Rijndelta, is in deze Spaanse omgeving als het aanhoren van het Wilhelmus. Alleen een kil cynicus voelt vanbinnen niet iets van nationale trots opborrelen.
Maar voor vaderlandslievend gemijmer was woensdag niet veel tijd, want om aan boord te komen is het klauteren geblazen. Na de onvermijdelijke loopplank, is het trap op en trap af in een doolhof van gangen, met aan alle kanten een wirwar van buizen en slangen. De Arca is nog maar net vanuit Nederland gearriveerd, dus die gebruiken we als overstap om bij de Rijndelta te komen. Dat schip en zijn 15-koppige bemanning kwam deze week terug van een schoonmaakmissie op de oceaan. En vanaf de brug van het schip is dat goed te zien: je kijkt er regelrecht in de enorme laadruimte vol oliedrab.
„De Rijndelta is een sleephopperzuiger die we voor deze missie hebben gehuurd van het baggerbedrijf Van der Kamp”, zegt Bert Backus van de directie Noordzee van Rijkswaterstaat. Samen met Michiel Visser coördineert hij de schoonmaakactie op de oceaan. Met ingehouden trots vertelt hij dat het 42 jaar oude, van oorsprong Duitse schip een opslagcapaciteit van maar liefst 3000 kubieke meter heeft - en dat is niet verkeerd als je werkplek een dikke 100 kilometer uit de kust ligt.
Backus en Visser zijn er niet gerust op dat ze een tweede, veel grotere golf olie die in de richting van de kust drijft, op tijd kunnen opslorpen. De olie schuift met een snelheid van 20 kilometer per dag in oostelijk/noordoostelijke richting en dat is recht op de Spaanse kust ter hoogte van Kaap Finistère af.
Op de Schaal van Koops, zeg maar de Schaal van Richter voor olierampen, die loopt van 1 tot en met 12, had Backus in eerste instantie een 7 bedacht voor deze ramp. Maar wat er nu zit aan te komen zou wel eens 9 kunnen worden. Een race tegen de klok, noemt Michiel Visser de taak waarvoor ze staan.
Het weer gooit al enkele dagen roet in het eten, zegt Backus. „Als het nu mooi weer was geweest, hadden we allang op zee gezeten.” En alsof hij mijn gedachten leest, voegt hij eraan toe: „Hier in de haven lijkt het mooi weer, maar als je verder weg zit, nou dan wil je niet weten wat er gebeurt. Het is ook geen Noordzee waarmee we te maken hebben, het is de ”Atlantic”, en ook nog eens dik 100 kilometer uit de kust. Toen we begonnen met zuigen, was er een hele lange deining van wel vier à vijf meter. Je moet dan heel voorzichtig manoeuvreren met je vangarmen, want voor je het weet valt het water eronder, maken ze een flinke klap en kun je vanwege de schade naar huis.”
Het woord vangarmen is gevallen: de techniek waarom het bij deze operatie draait. Backus legt uit dat het gaat om twee drijvende armen met een lengte van zo’n 12 meter die in een hoek van 60 graden op het schip staan. Ze schuiven de oliedrab naar zich toe, zodat de pompen, die in de oksels van de armen zitten de drab kunnen opzuigen (Backus is intussen opgestaan en loopt met uitgespreide armen door de stuurhut).
Er zijn onlangs nog 190 vlekken geteld, sommige ter grootte van enkele voetbalvelden. „Dan hebben we het over een vlek van 40 à 50 kuub: plakkaten van 10 centimeter dik. Je legt je schip erin en pompen maar!” Michiel: „Het gaat hier om stookolie als eindproduct van de raffinaderij, waar stoffen als benzine en petroleum al zijn uitgehaald. Daardoor is het spul enorm ingeklonken. Als stookolie voor schepen is het dan nog prima te gebruiken.”
In het begin waren de vlekken veel groter, zegt Backus. „Nu moeten ook wij vlekken jagen: van het ene vlekje naar het andere. Voor de Arca is dat geen probleem, die kan heel snel zijn veegarmen omhooghalen en op volle kracht naar een volgende vlek. Wij zijn daar een beetje te log voor, wij moeten het van een heel grote vlek hebben, waar we in blijven liggen. Voordeel van ons is dat we drie dagen achtereen kunnen blijven pompen. De Arca is na een dag al vol.”
Alle olie weghalen is onmogelijk, vult Michiel aan. „Maar die grote vlekken zijn de grootste bedreiging voor de kust. Als je die kunt opzuigen, zou je de schade al enorm kunnen beperken.” Backus: „Die grote pannenkoeken lossen ook niet meer op. Die zijn zo elastisch geworden, ze deinen gewoon met de golven mee.”
Morgen belooft het volgens hem „een redelijke dag” te worden, dus dat betekent dat de Rijndelta vanavond vertrekt. „Wat je kunt doen, moet je doen”, vindt Backus. Het hele weekend zullen ze dan in touw zijn, samen met elf andere schepen. Die komen uit Duitsland, België, Denemarken, Frankrijk, Italië, Noorwegen en Engeland.
Je zou denken dat het met zo’n overmacht aan materieel moet lukken de olie voortijdig op te slorpen, maar Backus blijft voorzichtig. „Er zitten schepen bij die 50 kuub per uur ’doen’. Die zijn een dag bezig met een enkele vlek” (Ter vergelijking: de pompen op de Rijndelta draaien er 150 kuub olie per uur doorheen).
Maar de belangrijkste reden voor een flinke slag om de arm is de mate waarin er (niet) zal worden samengewerkt door de twaalf schepen. „De coördinatie van het werk is nog niet helemaal super”, zegt Backus met gevoel voor understatement. „Dat moet straks echt beter, want dan hebben we daar een complete armada. Als we dan allemaal een grote vlek zien, zitten we met z’n twaalven erbovenop. Dat moet echt goed vanuit de lucht worden gecoördineerd. Je hebt gewoon constant luchtondersteuning nodig om de vlekken aan te wijzen en schepen ernaartoe te dirigeren.”
Om twee uur woensdagmiddag zou er aan boord van de Arca worden overlegd met alle bestrijdingseenheden, dus inclusief vliegers. Backus was van plan om dan maar geen blad voor de mond te nemen. In de Spanjaard waarmee hij direct heeft te maken heeft hij in ieder geval alle vertrouwen. „Met hem heb ik vroeger nog gevaren. We spreken dezelfde taal, en dat is al heel wat. En weet je wat hij tegen me zei? Bert, ga jij dat vanmiddag allemaal maar eens goed regelen.”
Goede coördinatie of niet, er zal zeker weer olie gaan aanspoelen, voorspelt Michiel. Afgezien van die grote vlekken is er immers nog een enorm veld van ’kleine pannenkoekjes’. „Langs de kust zijn ze nu hard bezig met opruimen, maar de kans is groot dat ze straks helemaal overnieuw moeten beginnen. Sneu is dat.”