Hebron kent lange traditie van haat en strijd
De ontruiming van het zogenoemde Huis van Dispuut, donderdag, in Hebron is een overwinning voor de rechtsorde in Israël. In het huis had zich een groep radicale jongeren verzameld die geleid werden door een aantal rechts radicale volwassenen, onder wie Daniella Weiss, het vroegere hoofd van de regionale raad van de nederzetting Kedumim.
De bewoners van het huis besloten het bevel van de regering en rechtbank om het gebouw te verlaten naast zich neer te leggen. De jongeren vormen een groep die, zoals minister van Buitenlandse Zaken Tzipi Livni omschreef, „het gezag van de regering, de gerechtshoven, het leger en de politie” niet erkent. Ze deinzen er niet voor terug politie en soldaten voor nazi’s uit te schelden en te vervloeken.Na de evacuatie staken ze Palestijnse eigendommen in Hebron in brand. Radicale kolonisten gooiden elders op de Westelijke Jordaanoever stenen naar Palestijnen. De meeste Israëliërs echter die zich op de Westelijke Jordaanoever hebben gevestigd, keuren de daden van de radicale jongeren af en houden zich aan de Israëlische wet.
Dat de jongeren probeerden het recht af te wijzen is niet ongewoon. De zogeheten ”heuveltopjeugd” heeft tientallen illegale buitenposten opgericht. Dat zijn uitbreidingen van nederzettingen die niet door de regering zijn erkend. Defensieminister Ehud Barak van de Arbeiderspartij heeft het leger niet effectief tegen deze wettelozen laten optreden, hoewel dat in het ”routeplan voor de vrede” wordt geëist. De routebeschrijving is een vredesplan dat Israël en de Palestijnen hebben geaccepteerd, maar niet hebben uitgevoerd.
Dat het juist in Hebron tot de ergste botsingen kwam, is niet verwonderlijk. De spanning tussen Palestijnen en Israëliërs is waarschijnlijk nergens zo groot als daar en komt geregeld tot uiting in bloedvergieten. In Hebron bevindt zich een grot die de Joden bezoeken als Machpela of Grot van de Aartsvaders en de Arabieren als Ibrahimi Moskee.
Op 24 augustus 1929 vielen Arabieren de 600 bewoners tellende Joodse wijk in Hebron aan. Onder de Joden vielen 69 doden. Het bloedbad betekende voorlopig het einde van de Joodse vestiging in die stad.
In september 1967 -drie maanden nadat Israël de Westelijke Jordaanoever had bezet- stelden een aantal Israëlische politici dat de Joodse presentie moest worden hersteld op de plaatsen waar voor 1948 een Joodse gemeenschap was geweest. Dat Joden terug zouden keren naar Hebron leek vanzelfsprekend. De stad behoorde samen met Jeruzalem, Safed en Tiberias tot de vier heilige steden in het land Israël, waar zich na de oprichting van het Ottomaanse Rijk in de zestiende eeuw bloeiende Joodse gemeenschappen ontwikkelden.
In april 1968 kreeg de radicale rabbijn Mosje Levinger toestemming van het leger het Joodse Pesach te vieren in het Park Hotel in Hebron. De volgende dag zouden ze er weer uitgaan. Dat gebeurde niet en aan het Park Hotel werd een school en jesjiva verbonden. In de loop van de jaren breidde de Joodse nederzetting in Hebron zich steeds verder uit. In 1970 keurde de Knesset een plan van de regering goed om 250 huizen te bouwen in Qiryat Arba, een heuvel naast de stad. Het stadje breidde zich daarna verder uit. Een nieuw dieptepunt deed zich voor op 25 februari 1994. De Joodse arts Baruch Goldstein schoot 29 Palestijnse moslims dood in de Machpela.
Hoe moet het verder met Hebron? De Joodse presentie in Hebron lijkt ook in de toekomst voor de hand liggend vanwege het grote belang van deze stad in de Joodse geschiedenis en godsdienst. Maar er wonen ook Palestijnen. De haat is torenhoog. Heethoofden aan beide kanten hebben in de afgelopen tientallen jaren een vreedzame co-existentie onmogelijk gemaakt. Hebron blijft in de toekomst een strijdtoneel.