Het leven voelen op 12 vierkante meter
Met zijn gele masten en rode dekjes valt het groene scheepje De Wandelaar op tussen de jachten in de haven van Middelburg. Eigenaar Jim Holloway (64) hangt over de reling en haalt een sigaar uit zijn mond. „Voorzichtig aan boord klimmen!” Al bijna dertig jaar leeft hij op dit jacht, dat hij zelf bouwde.
Holloway schuift een luik open. „Ga maar naar binnen. Achterstevoren van het trapje af, hoor!” Een houten laddertje met vijf treden leidt naar de woonruimte van zo’n 3 bij 4 meter. Je kunt er net rechtop staan. Alleen door de kleine patrijspoortjes komt wat licht. Achterin staat een klein tafeltje met een rond bankje eromheen. In de rugleuning zitten kleine laatjes verwerkt. Holloway trekt er een open. Sokken in allerlei kleuren komen tevoorschijn. „Hier bewaar ik mijn kleren”, zegt hij.Foetushouding
Zijn bed bevindt zich aan bakboordkant boven het bankje. Zo dicht bij het plafond dat het de vraag is of hij erin past. Kan hij zich wel omdraaien? „Ik lig heerlijk in dat bed. M’n knieën trek ik op, zoals in de foetushouding. Ik heb een boek waarin staat hoe je het comfortabelst in bed kunt liggen. Waar heb ik dat toch.” Holloway krabt op zijn hoofd. Hij draait zich om naar de boekenplankjes, die allemaal voorzien zijn van een opstaand randje. „Tja, je moet alle spullen vastzetten als je onderweg bent”, zegt hij, terwijl hij een paperback pakt. „Hier staat bijvoorbeeld hoe je in bed kunt liggen en op dit plaatje zie je hoe je kunt berekenen hoe diep kasten in de romp van het schip kunnen zijn. Als ze te diep zijn, kun je er niet meer bij met je arm. Ik rekende heel wat af toen ik De Wandelaar ontwierp.”
Dertig jaar geleden begon Holloway met de bouw. Die duurde drie jaar. „Eigenlijk ben ik nooit klaar. Er is altijd wel wat te repareren.” De zeeliefhebber houdt niet van huizen. „Een huis doet niets, dat vind ik vervelend. Hier voel je het als het waait, of als het dreigend is buiten. Hier leef je. In een huis moet je eerst naar buiten om te zien welk weer het is. Dat vind ik niets.” Als veertienjarige jongen stak Holloway al met een zeilbootje van 6 meter de Noordzee over, van Engeland naar Nederland. Later oefende hij het beroep van zeeman uit.
Op de vloer van het vertrek ligt dikke, donkergroene vloerbedekking. In de rechterhoek staat een oliekacheltje met een fluitketel erop. „Ik zet altijd een patrijspoortje open. Anders is het veel te warm.” In de andere hoek bevindt zich het keukentje met twee gaspitten en een klein aanrecht. Bijna alles is van donker hout. Aan de wanden hangen olielampjes en schilderijtjes van schepen. Tegen het plafond kleven twee klompjes. „Die kreeg ik van iemand. Als ik ze neerzet, vliegen ze heen en weer als ik vaar. Daarom maakte ik ze vast”, licht Holloway toe.
Geen douche
Naast het trapje is een deur. „Dit is de machinekamer. Die gebruik ik als schuur”, lacht Holloway. „Daar staan bijvoorbeeld de koelkast, de stofzuiger en een opklapbare stoel voor als ik comfortabel wil zitten.” Met z’n zeemansbenen klimt hij het laddertje op en loopt naar de achterkant van zijn schip. „Hier is het vooronder. Dat is mijn werkplaats. M’n wc en wasmachine staan er. In de winter was ik niet zelf, want dan kan ik het wasgoed nergens drogen. Ik ga dan naar de wasserette. Een douche heb ik niet ingebouwd. Die neemt zo veel ruimte in beslag! Ik ga douchen in het clubgebouw van de watersportvereniging, verderop in de haven.”
Holloway is gehecht aan zijn boot. „Het zou moeilijk zijn als ik hem moest verkopen. Er zitten veel bloed, zweet en tranen in. Ik ben ook blij met de kleuren. Ik probeerde eerst van alles uit, maar dat werd niets. Toen heb ik een vrouw om kleuradvies gevraagd en zij had gelijk. Het scheepje heeft nu mooie en praktische kleuren. Het dek is lichtgrijs. Dat is ideaal, daar zie je niet zo snel vieze voetafdrukken op.” Meestal ligt De Wandelaar in de Zeeuwse haven. Af en toe vaart hij op het Veerse Meer.
De tevreden eigenaar: „Het is hier comfortabel en gezellig. Soms zit ik binnen en hoor ik de vissen langs de wand van het schip, op zoek naar eten. Je voelt hier het leven.”