Opinie

Gebed om bekering van vorsten niet ijdel

Een oproep aan de kerken om te bidden vanwege het plan van de regering om artikel 147 dat godslastering verbiedt uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen. Daarmee haalde de SGP-Statenfractie van Gelderland deze week het nieuws. Veel niet-christenen smaalden, veel christenen betuigden adhesie. Dat is nog iets anders dan erin geloven.

W. B. Kranendonk
5 December 2008 09:12Gewijzigd op 14 November 2020 06:51

Zondag aan zondag wordt er in reformatorische kerken, vooral tijdens de tweede dienst, gebeden voor het koningshuis, de regering en de volkvertegenwoordigers. Soms worden ze allemaal onder de noemer gebracht van „allen die in hoogheid zijn gezeten”, hetgeen ooit bij een pasbenoemde organist die hoog in de kerk achter zijn speeltafel zat tot groot misverstand leidde. Hij meende dat de plaatselijke predikant week aan week speciaal voor hem en zijn collega bad. Maar dat terzijde.Lange traditie
Het gebed voor de overheid is een traditie die al eeuwenlang bestaat in de kerken van de reformatie. Overigens is de invoering van het gebed voor de overheid niet overal even soepel verlopen. In de jaren na de Reformatie moesten predikanten en kerkenraden meer dan eens gemaand worden in hun gebeden de overheden te gedenken.

Toen dat eenmaal was geregeld, was er van tijd tot tijd discussie over de inhoud van het gebed. Stadsbestuurders van Amsterdam verlangden in de jaren twintig van de 17e eeuw dat eerst voor hen gebeden werd en pas daarna voor de Staten van Holland. Soms gaven overheden, zoals de Staten van Holland en West-Friesland in 1663 een precieze formule aan predikanten op om te voorkomen dat personen of instanties werden vergeten dan wel ten onrechte genoemd. Kennelijk hielp dat niet, want twee jaar later verbood hetzelfde college dat predikanten al te concreet zouden zijn in hun gebed. Ze mochten niet langer bidden voor specifieke politieke doelen.

In een tijd dat de overheid de belangrijkste financier was van het kerkelijk leven, was deze beleidslijn verklaarbaar. De meeste predikanten luisterden ook, want hun traktement werd door het stadsbestuur uitbetaald. Of de voorgangers altijd even hartelijk hun gebeden voor overheidspersonen hebben opgezonden, is nog maar de vraag. Feit is wel dat er zo in de loop der eeuwen een gebruik is ingesleten dat bleef bestaan toen de band tussen overheid en kerk losser werd.

Bijbelse opdracht
Voorbede voor de overheid is een goed gebruik, laat dat duidelijk zijn. Ook een gebruik dat direct teruggaat op een Bijbelse opdracht. Paulus schrijft in 1 Timotheüs 2:1 en 2: „Ik vermaan dan voor alle dingen, dat gedaan worden, smekingen, gebeden, voorbiddingen, dankzeggingen voor alle mensen. Voor koningen en allen die in hoogheid zijn, opdat wij een gerust en stil leven leiden mogen in alle godzaligheid en eerbaarheid.”

Kerken en christenen hebben de verantwoordelijkheid te bidden voor vorsten en hooggeplaatsten. Dat is ook in hun eigen belang: „opdat wij een stil en gerust leven leiden mogen.”

Gewoonte zonder inhoud
Gewoonten die al lang bestaan, hebben het gevaar in zich dat de vorm wel blijft, maar de inhoud verloren gaat. Dat geldt ook zeker voor het gebed voor de overheid in de zondagse eredienst.

Voor sommige kerkgangers is het niet veel meer dan een ijkpunt waaraan kan worden afgemeten hoe ver de predikant in zijn gebed gevorderd is. Anderen horen het welwillend aan, maar hoeveel zijn er die de voorbede voor de overheid van de voorganger werkelijk nabidden?

Misschien is wel de meest klemmende vraag: Hoeveel kerkgangers geloven echt dat het gebed van de gemeente voor de overheid werkelijk verhoord kan worden? Ja, dat de kabinetsleden en gemeentebestuurders wijsheid nodig hebben en ook krijgen, wordt door een aantal kerkgangers nog wel aangenomen. Maar wie gelooft dat het oprechte gebed van een rechtvaardige kan leiden tot bekering van de totale kabinetsploeg of van leden van het koningshuis? Dat het mogelijk is, beamen nette kerkleden nog wel met de mond, maar ze geloven er feitelijk niets van.

Omkeer niet uitgesloten
Toch is het beslist niet uitgesloten. De koning van het volstrekt heidense Nineve, die heerste alsof hij god was, kwam tot inkeer na de oordeelsprediking van Jona. En met hem de hele stad. De vorst verliet zijn troon, legde zijn koninklijke mantel af, bedekte zich met een zak en zat neer in de as. Hij gaf het bevel dat de hele stad zou vasten en gaf opdracht dat de stadsbevolking zou roepen tot de Heere. Een despoot, die niets wist van de Bijbel en die nooit had gehoord van de Heere God, verootmoedigde zich voor de Heere. Het is dus wel degelijk mogelijk dat vorsten zich bekeren en overheidspersonen tot inkeer komen.

Zondag wordt er gebeden of het snode plan om het verbod op godslastering te schrappen, verijdeld mag worden. Die extra oproep zou eigenlijk niet nodig behoeven te zijn. Tenminste, als het gewone gebed oprecht zou worden opgezonden, niet uit gewoonte of bijgelovigheid, maar vanuit een innerlijke drang om dagers van regeringsverantwoordelijkheid voor de Heere neer te leggen en met de wetenschap dat een krachtig gebed van een rechtvaardige niet ijdel is, maar veel vermag.

De auteur is hoofdredacteur van het RD. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer