Belgen kozen andere oplossing
Groothertog Henri van Luxemburg zal dezer dagen regelmatig aan zijn oom koningin Boudewijn van België moeten denken. Die weigerde in 1990 een abortuswet te ondertekenen. De Belgische regering koos voor een chique oplossing.
In april 1990 keuren de Belgische Kamer en Senaat een wetsvoorstel goed waarmee de abortusregels worden verruimd. Om de wet te bekrachtigen, moet koning Boudewijn zijn handtekening eronder zetten. De streng rooms-katholieke vorst kan en wil dat niet. Zo’n verruiming botst aan alle kanten met zijn geweten. Daarom schrijft de koning op 30 maart aan de Belgische premier dat hij -als derde tak van de wetgevende macht- de wet vanwege zijn principes niet kan bekrachtigen.De regering zit met een lastige puzzel. Moet de koning aftreden?
De ministers besluiten niet om de macht van Boudewijn definitief in te perken of de koning te laten aftreden, maar vinden een creatieve oplossing. Op grond van artikel 82 van de toenmalige Belgische grondwet stelt de ministerraad vast dat de koning in de „onmogelijkheid is om te regeren.” Dit grondwetsartikel is eigenlijk bedoeld voor situaties waarin de koning in coma raakt of vanwege ernstige psychische problemen niet kan regeren.
De ministerraad neemt na dit besluit even de grondwettelijke macht van de koning over. Alle ministers ondertekenen op 3 april 1990 de nieuwe abortuswet en kondigen die af.
Twee dagen later, op 5 april, beslissen de verenigde Kamers van het parlement dat aan de onmogelijkheid tot regeren een einde is gekomen. Boudewijn is opnieuw volledig koning der Belgen.
De kwestie wordt in binnen- en buitenland gewikt en gewogen. Vooral voorstanders van abortus reageren fel. Zij spreken van een kromme procedure en vinden dat artikel 82 is misbruikt. Koning Boudewijn had volgens hen moeten aftreden. Anderen -vooral uit de prolifebeweging- vinden de koning een moedig man die voor zijn principes opkomt.