Staat mag familie Moro nog niet uitleveren
Vijf leden van de familie Moro mogen tot nader orde niet worden uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Dat staat in een woensdag bekendgemaakt tussenvonnis van de rechtbank in Den Haag. De familieleden worden verdacht van deelname aan een criminele organisatie en een reeks inbraken.
De rechtbank vindt dat nader onderzoek noodzakelijk is om te bepalen of het verzoek tot uitlevering door kan gaan. De Nederlandse Staat krijgt drie maanden de tijd om vragen te beantwoorden over onder meer de rechtsgang in de Verenigde Staten. In grote lijnen wil de rechtbank weten wat de verdachten te wachten staat als de uitlevering aan de Verenigde Staten doorgaat.
De Moro’s, die behoren tot de Roma-zigeuners en die sinds 1999 in de Brabantse plaats Best verblijven, stellen dat ze zich alleen schuldig hebben gemaakt aan het plegen van winkeldiefstallen. Ze ontkennen betrokkenheid bij inbraken en deelname aan een criminele organisatie.
Minister Donner van Justitie bepaalde eind augustus dat Nederland de vijf familieleden ging uitzetten. De familieleden spanden een kort geding aan om de uitzetting tegen te houden. Ze vrezen gevangenisstraffen van tientallen jaren.
B. Tieman, de advocaat van de Moro’s, stelt dat uitzetting in strijd zou zijn met de mensenrechten. Als de verdachten eenmaal in de Verenigde Staten zijn, zouden de kinderen hen niet meer kunnen bezoeken. Volgens Tieman hebben de familieleden geen nationaliteit en daarom geen paspoorten. De VS zouden hebben laten weten dat zij de kinderen niet willen opvangen. Het scheiden van ouders en kinderen mag niet, aldus de advocaat.