De rode haan in de kerk
Een haan op de kerktoren is een bekend fenomeen. Als de zon erop schijnt, toont het koperen haantje zelfs als een goudhaan. Helaas komt de rode haan ook voor in de kerk. Er wordt gezegd dat gebouwen die men vroeger in tijd van oorlog wilde verbranden, om militante redenen werden voorzien van de tekening van een roodgekleurde haan. De rode haan werd zodoende een symbool voor brand. In de onderhavige gevallen brand in het bedehuis.
Zo verblijd als men in Monster was met de ingebruikname van de fraai gerestaureerde dorpskerk eerder dit jaar, zo treurig was men aldaar ruim een eeuw eerder bij de brand in de kerk. In het boekje ”Langs de oude Zuid-Hollandse kerken, kuststrook en Rijnland” van Wiert J. Berghuis is een foto opgenomen met als bijschrift: „Monster, zomer 1901. Gelijk dochteren Sions wenen bij de puinhopen van Jeruzalem, betreuren Monsterse schonen hun vernielde kerk.”Inderdaad zien we verschillende dames met voor onze tijd excentrieke hoofddeksels door de ruïnes wandelen. Het lot dat Monsters kerk trof, overkwam menig bedehuis… Soms meer dan eenmaal.
Laurenskerk
Het is te veel om in kort bestek de voorbeelden op te noemen. Je kunt je afvragen: Waar was er ooit geen brand in de kerk? Verschrikkelijk was de brand van de Laurenskerk in Rotterdam op 14 mei 1940 als gevolg van het Duitse bombardement. De materiële schade is echter te verwaarlozen wanneer we die vergelijken met de ongeveer 800 slachtoffers die bij dat bombardement vielen. Ongetwijfeld waren daar ook kerkgangers van de Laurenskerk bij.
Indrukwekkend is ook de brand van Dordrecht geweest, in 1457, waarbij 600 woningen verbrandden, alsmede een gedeelte van de Dordtse dom. Op een van de gebrandschilderde ramen van de Jeruzalemkapel in deze kerk is dit feit vereeuwigd. Deze brand had echter niet zulke grote vormen hoeven aannemen als Adriaen Danckertsz., in wiens huisje de brand uitbrak, maar gewaarschuwd had. In plaats dat hij luidkeels ”Brand!” riep, vluchtte hij weg van de vuurhaard. Voor straf moest hij later zes roeden muur betalen.
Heel dramatisch is de geschiedenis van de Grote Kerk van Hilversum. Meerdere malen moest de brandweer uitrukken, hetzij met leren emmers in vroeger dagen, hetzij met modern materieel later. Maar steeds was hij te laat. Dat was in 1505, 1585, 1629, 1725, 1766 en 1971.
Herbouw van de kerk heeft nog heel wat voeten in de aarde gehad. Dat had ook te maken met het feit dat de Grote Kerk gebruikt werd door de hervormden op gereformeerde grondslag. Toen de stichting Herbouw Grote Kerk werd opgericht, schreef iemand in de krant: „Laat de Hilversumse burgerij zich niet misleiden: haar geld moet dienen om een ultraorthodox hervormd bolwerk in het hart van Hilversum wederom op te richten.”
Er waren ook andersoortige tegenstanders. Zo was er een dame zeer fel tegen de herbouw van de Grote Kerk. Zij zei echter: „Als jullie toestemming krijgen tot herbouw, stort ik diezelfde dag 1000 gulden op jullie rekening.” En… ze hield woord!
In lichterlaaie
De Grote of Sint-Janskathedraal in ’s-Hertogenbosch heeft in 1584 in lichterlaaie gestaan. De grote toren -midden op de kerk, ter plaatse van de scheiding van koor en schip en met een hoogte van rond de 87 meter- is toen afgebrand. Het is maar goed dat de oude kansel niet in het middelpunt stond, anders was deze ook vergaan tot as.
De oorzaak van deze brand mogen we in het bijzonder wel in relatie brengen met de voorzienigheid Gods. Nadat men in de Brabantse hoofdstad te horen had gekregen dat Willem van Oranje in Delft was doodgeschoten door Balthasar Gerards, hield men in de kathedraal een dankdienst, waarbij gezongen werd: „Te Deum Laudamus”, wij loven U, o God. Het antwoord op dat gezang was de bliksem die insloeg in de toren.
De oorzaak van de brand van de Grote Kerk in Zierikzee, in de nacht van 6 op 7 oktober 1832, was wel heel bizar. Nee, geen pyromaan was de schuldige, en oorlogsgeweld ook niet. Men verdacht aanvankelijk de loodgieter Jacob Kodde met zijn knechts van onvoorzichtigheid bij het solderen van de dakgoten. Kodde blijkt in wanhoop zich te hebben willen verdrinken, maar zijn buurman wist hem ervan te weerhouden.
Er waren ook andere vermoedens. De organist Gerrit Overman hield er nog wel eens ongeoorloofde romances met ”candlelight” op na, achter zijn orgel, het laatste bouwwerk van de orgelbouwer Johan Hendrik Hartman Bätz. Doordat daarbij een brandende kaars omviel, zou brand zijn ontstaan op de orgelgalerij, hetwelk resulteerde in een onblusbare brand.
De juiste toedracht heeft men nooit geweten. De immens grote gotische kerk is enige tijd later met de grond gelijkgemaakt. Een eindje bij de toren vandaan werd de huidige kerk in classicistische stijl gebouwd.
Geen haast
Over de brand van de Grote of Sint-Nicolaaskerk in IJsselstein (op 10 augustus 1911) heb ik me eens laten vertellen dat de rooms-katholieke burgemeester H. J. Kronenburg, naar wie later het plantsoen bij die kerk is vernoemd, bij het gerucht dat de kerk in brand stond, reageerde: „Welke?” Toen hem gezegd werd dat het de hervormde was, zou hij gezegd hebben: „Dan hoeven we ons niet te haasten met blussen.”
Dit kan echter ook laster zijn geweest. De verhoudingen tussen rooms-katholieken en protestanten lagen in die tijd best gespannen, maar of het zo erg was…
In 1953 brandde op Goede Vrijdagavond de oude dorpskerk van Ameide af. Het maakte diepe indruk op de gemeenteleden. Kinderen kijken anders tegen zulke gebeurtenissen aan dan volwassenen. Ze kunnen dan soms zo bijzonder uit de hoek komen. Dat was ook het geval met het dochtertje van een „Termeise” schipper, die in die dagen ergens in Frankrijk lag aangemeerd met zijn schip. Een Hollandse schipper kwam het droeve bericht brengen dat hij via de radio had gehoord. Het kleine meisje reageerde: „Dat is toch jammer van oma’s kussentje!”