„In melancholie kan een zeker behagen zitten”
Hij heeft er wel enkele brieven bij gehad, maar toch het boek vrijwel geheel geschreven op basis van eigen herinneringen en van wat familieleden verteld hebben. In ”Terugblik bij strijklicht” vervangt historicus prof. H. W. von der Dunk het ’objectieve’ verhaal van de twintigste eeuw door zijn subjectieve, persoonlijke blik. „Mijn grootmoeder kon heel levendig vertellen.”
Niet iedereen zal zich feiten kunnen herinneren van vóór de derde verjaardag. Wat opvalt in de autobiografische terugblik van prof. dr. H. W. von der Dunk is de gedetailleerdheid waarmee hij ervaringen uit zijn vooroorlogse jeugd in Duitsland weet weer te geven. „Een eerste duidelijke belevenis speelde zich af in een schemerachtige ruimte”, schrijft hij. „Enkele voor mij grote personen staan om me heen en opeens is er iets vreselijks, iets schrikbarends. Ik word bang en huil en een groot meisje draagt me een steile trap af, lachend en geruststellend, weg van dat verschrikkelijke. Jaren later vertelde mijn moeder dat een paar buurmeisjes mij hadden meegenomen in de toren van de dorpskerk waar plotseling de klok begon te beieren heel dichtbij met haar dreunend onbarmhartig geweld.” Het voorval speelt zich af in een klein dorp vlak bij Dortmund, de eerste woonplaats in Von der Dunks herinnering. Hij moet toen twee, tweeënhalf jaar zijn geweest.Elegisch deuntje
Herinneringen worden bij het ouder worden belangrijker, zegt Von der Dunk (1928) in een gesprek over zijn jongste boek. Het beschrijft zijn relatief gelukkige jeugd in Duitsland tegen de donkere achtergrond van het opkomende nazisme. In het gezin waarin hij opgroeit spelen muziek en literatuur een grote rol. Aanstekelijk schrijft Von der Dunk over Goethe en Schiller, over Haydn, Beethoven en Bach - het beluisteren van de desbetreffende muziekfragmenten tijdens het lezen verhoogt de sfeerbeleving van het boek.
De Von der Dunks -moeder is van Joodse origine- ontvluchten Duitsland in 1937 en komen terecht in Nederland. Daar gaat de jonge Von der Dunk naar de befaamde school van Kees Boeke in Bilthoven, de zogeheten Werkplaats. Later studeert hij aan de Utrechtse universiteit waar hij hoogleraar zal worden. Nog steeds woont de emeritus hoogleraar in Bilthoven.
Von der Dunk beaamt dat er een zekere melancholische sluier over ”Terugblik bij strijklicht” hangt. „In melancholie kan een zeker behagen zitten”, licht hij toe. „Je kunt dat gevoel ook hebben als je bijvoorbeeld door een schemerig herfstbos loopt. Ik ben afhankelijk van stemmingen, zowel van de opgewekte als van de meer droeve. Als kind voelde je die stemmingen ook aan. Onbewust voelden we als kinderen wat de volwassenen in die vooroorlogse tijd bezighield, wat hen ongerust maakte. Het gezinsleven waarin ik opgroeide, was een heel plezierige situatie. Maar op de achtergrond pakten zich donkere wolken samen, de donkere wolken van het opkomend nazisme. Je zou mijn jeugd een clair-obscur kunnen noemen.”
Die verschillende stemmingen weet Von der Dunk kernachtig te vatten: „Als in het westen boven het Arnsbergerwald de zon onderging en zich spiegelde in het roodachtige roerloze water van het meer en mijn moeder bij die aanblik een elegisch deuntje zong dan stond alles in het teken van afscheid: de dag was voorbij.”
Tekenplankje
Buiten het dorp stond een mooi roze geverfd huis, door de jongen geassocieerd met zijn moeder, „het oerbeeld van mooi en zachtmoedig.” Het kind zag de dingen in menselijke gestalte. „De open huisdeur lachte en de gesloten ramen waren boos. Dat gold vooral voor de kerken en de boortorens van de kolenmijnen. Ze keken toornig, streng, vriendelijk, kwaad of bedroefd.”
Tekenen was dan ook de belangrijkste bezigheid van de jonge Von der Dunk, en uit reacties van volwassenen maakte de 5-, 6-jarige knaap op dat hij er aanleg voor had. In strijd met alle psychologische theorie over kindertekeningen wist hij de dingen perspectivisch juist en met dieptewerking weer te geven. „Ik kreeg een klein houten tekenplankje en met mijn vader wandelde ik naar Rodenkirchen, waar ten zuiden bij de kleine oeroude Maternuskapel aan de Rijn de bootshuizen van de Keulense roeiverenigingen in het water lagen. Daar tekende mijn vader en ik zat naast hem en tekende in kleiner formaat hetzelfde, boothuis, stenen dammen, de Rijn die hier zo breed en kalm door het rustige vlakke landschap stroomt.”
Aanvankelijk dachten familieleden dat de jongen op dit pad verder zou gaan. Sporen van zijn tekenkunst zijn tegenwoordig volop te vinden in Von der Dunks werkkamer in Bilthoven. Aan de wand hangen aquarellen en etsen, gemaakt tijdens vakanties in Duitsland en Zwitserland, zoals een prachtige ets van de barokke kerk van Amorbach. „Ik heb hele mappen vol met landschappen en kerktorens. Ik zou graag ook nog eens met olieverf aan de slag gaan, maar daar moet je veel tijd voor hebben, dat doe je niet even tussendoor.”
Ouverture
Als historicus heeft de emeritus hoogleraar contemporaine geschiedenis zich jarenlang vakmatig met het verleden beziggehouden. Zo schreef hij een tweedelig werk over de geschiedenis van het twintigste-eeuwse Europa. Recent nog publiceerde hij ”In het huis van de herinnering”, dat werd gekandideerd voor de AKO Literatuurprijs 2007. Het laat zich lezen als een filosofie van de herinnering, over de betekenis van persoonlijke maar ook collectieve herinneringen in het maatschappelijk leven. Het nu verschenen ”Terugblik bij strijklicht” vormt met dit boek als het ware een twee-eenheid, zegt de auteur. „”In het huis van de herinnering” benadert hetzelfde onderwerp, maar dan van de objectieve kant. Mijn jeugdherinneringen waren aanvankelijk alleen voor familie en vrienden bedoeld. Maar toen de uitgever ervan hoorde, heeft mij me overgehaald het voor een breder publiek te publiceren. Als historicus probeer je subjectieve ervaringen van mensen te plaatsen in het grotere raamwerk van de tijd, en er een verklaring voor te geven. Mijn grootmoeder bijvoorbeeld kon heel levendig vertellen over het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Die verhalen heb ik meer dan eens van haar gehoord. Ze gaan deel uitmaken van je eigen herinnering, worden deel van jezelf. Die intense herinneringen van ouders en grootouders worden de ouverture van je eigen existentie. Als historicus moet je vervolgens de conclusie trekken hoe fragmentarisch het beeld van het verleden dat je hebt altijd is.”
Kees Boeke
In 1937 leek het er even op dat het gezin Von der Dunk naar Italië zou gaan, maar het werd Nederland. „Mijn vader had gehoord dat er in Italië een schooltje was waar hij les zou kunnen geven. Bovendien was de leider daar, Mussolini, absoluut geen antisemiet, hij moest zelfs niets van het antisemitisme hebben. De verhuizing naar Italië ging echter niet door. Wel kreeg mijn vader er het adres van ene Kees Boeke te pakken. Op diens Werkplaats in Bilthoven kon hij zonder diploma aan de slag. De ideeën van Boeke sloten goed aan bij die van mijn ouders. Ze hebben de sfeer daar duidelijk als aangenaam en menselijk ervaren.”
In zijn autobiografisch verhaal gaat Von der Dunk uitvoerig in op de Werkplaats, waar hij in zijn jonge jaren les kreeg. Boeke, zo schrijft hij, behoort „zonder meer tot de meest bijzondere mensen die ik ooit heb gekend” en was „een man die in zijn hele voorkomen en verschijning met niemand te vergelijken viel: een idealist van de daad, daarbij even zelfstandig in zijn denken als onbekommerd rechtlijnig, een visionaire puritein. Hij toonde daarbij dat mengsel van kinderlijk gemoed en wijsheid dat het geheim is van genialiteit.”
Volgens Boeke moest het besef van de eenheid van alle rassen en volkeren de grondslag van de opvoeding zijn. Jong en oud waren één gemeenschap, en daarom voerde hij het algemene tutoyeren in. Het was een van de weinige dingen die buitenstaanders in Nederland wisten te vertellen over de Werkplaats, zegt Von der Dunk. „Vooral mijn moeder had met het tutoyeren in het begin grote moeite. Daar gaan we niet aan meedoen, zei ze. In het hiërarchisch geordende Duitsland was men het nog minder gewend dan in Nederland. Later is ze daar wel van teruggekomen.”
Tanden poetsen
Tijdens de oorlog dook Von der Dunks grootmoeder bij hun gezin in Bilthoven onder. ’s Avonds, als het donker was, maakte hij dan met haar een wandelingetje door de tuin.
Zijn eigen moeder behoorde ook tot de risicogroep. Ze ontliep de nazikampen, feitelijk door haar huwelijk met een niet-Jood. „Gemengde huwelijken waren voor de Duitsers een lastige kwestie”, legt Von der Dunk uit. „Er werd dikwijls druk uitgeoefend op de niet-Joodse partner om te scheiden, maar een vaste regel was het niet, zeker niet in bezet Nederland. Aan mijn vader is het bij mijn weten ook nooit gevraagd. Scheiden was voor hem natuurlijk niet aan de orde. In Duitsland was het zo dat een Joodse echtgenote van een niet-Jood geen Jodenster hoefde te dragen. Die regel gold in Nederland niet. Mijn moeder heeft de ster een tijdje gedragen, maar later niet meer. Het is iets waarover we ons na de oorlog konden verbazen. Diverse kennissen zeiden toen: Ongelooflijk moedig, dat je moeder dat heeft geriskeerd.”
Tijdens de oorlog kwamen twee van haar zussen om in nazikampen. Van de ene zus is nooit meer een spoor gevonden. De andere zus was vóór de oorlog violist in een orkest in Tel Aviv, maar keerde naar Duitsland terug, waar ze tot het orthodox-Joodse geloof overging. Ze werd in 1941 gevangengezet in een getto in Riga, waar ze in 1944, toen de Russen kwamen, werd omgebracht.
De stap naar het Joodse geloof van deze (schoon)zus en tante werd in het onkerkelijke gezin gerespecteerd, maar niet begrepen. Von der Dunk, terugblikkend: „We vonden het heel mooi dat zij dat geloof had, het heeft haar in het kamp ook grote steun gegeven. Maar wij konden het niet volgen. Mijn vader, kerkelijk opgevoed, heeft ons nog wel laten dopen, om zijn vader geen verdriet aan te doen. Ik wist evenwel dat het niet veel voor hem betekende. Thuis baden we niet en we gingen niet naar de kerk. Het was voor mij een leeg ritueel zoals volgens Duitse etiquette als jongen een buiging maken bij begroetingen, of je tanden poetsen.”
Kerstfeest herinnert Von der Dunk zich dan ook vooral als een bron van veel gezelligheid en muziek. „De vele liederen, door goede muzikale stemmen gezongen, vaak meerstemmig, begeleid door mijn tante Marianne op het harmonium, de grote familiekring, de hoge boom tot aan het plafond, de geur van kaarsen en vers gebak… het was allemaal onnoemelijk gezellig en feestelijk.”
Mede n.a.v. ”Terugblik bij strijklicht. Jeugdherinneringen”, door H. W. von der Dunk; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 351 3391 4; 316 blz.; € 24,95.
Tophistoricus
Ondanks zijn interesse voor tekenen en muziek ging Hermann Walther von der Dunk (1928) geschiedenis studeren bij de historicus Pieter Geyl in Utrecht. Hij verrichtte promotieonderzoek aan het Institut für Europäische Geschichte in Mainz, en promoveerde in 1966 aan de Utrechtse universiteit op de dissertatie ”Der Deutsche Vormärz und Belgien, 1830-1848”. Een jaar later werd hij aan die universiteit tot hoogleraar benoemd in de contemporaine geschiedenis. In 1990 ging hij met emeritaat.
Von der Dunk behoort tot de top van de Nederlandse historici. Hij schreef zo’n vijftig boeken over geschiedkundige onderwerpen. In het magnum opus ”De verdwijnende hemel” beschrijft hij een ”alomvattende” twintigste-eeuwse cultuurgeschiedenis van Europa. Hij schreef talloze artikelen voor kranten en tijdschriften. Von der Dunk is vader van cultuurhistoricus Thomas von der Dunk en Frans von der Dunk (hoogleraar ruimte- en telecommunicatierecht, University of Nebraska, VS).