„Overheid moet eerder krijgen kind bevorderen”
De overheid moet maatregelen stimuleren waardoor het voor toekomstige ouders aantrekkelijker wordt eerder kinderen te krijgen.
Dat schrijft een groep medici deze week in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) in een commentaar over de valkuilen en dilemma’s bij verstandige gezinsplanning.Het commentaar in het NTvG is onder anderen geschreven door emeritus hoogleraar voortplantingsgeneeskunde prof. dr. E. R. te Velde, emeritus hoogleraar obstetrie en gynaecologie, prof. dr. J. M. W. M. Merkus, epidemiologe prof. dr. ir. F. E. van Leeuwen, emeritus hoogleraar preventieve en curatieve gezondheidszorg voor kinderen prof. dr. S. P. Verloove-Vanhorick en gynaecologe prof. dr. D. D. M. Braat. Laatstgenoemde is vicevoorzitter van de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg.
Ze bepleiten maatregelen die de combinatie van de zorg voor kinderen en werken gemakkelijker maken, zoals flexibele werktijden, betere afstemming tussen levensloop en loopbaanplanning, betaalbare huizen voor jonge starters, betaalbare en goede kinderopvang en langer ouderschapsverlof.
De medici wijzen op de nadelen van laat moederschap. Ivf- behandelingen, hormoonpreparaten en de extra risico’s voor moeder en kind kosten de zorg veel geld. Daarnaast heeft het gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen en de toenemende vergrijzing van de bevolking door dalende geboortecijfers.
„Ook is de kans op kinderloosheid groter als vrouwen de zwangerschap uitstellen tot na hun dertigste”, waarschuwen de artsen. „Vrouwen en mannen moeten op de hoogte worden gesteld van die risico’s.”
De deskundigen leveren forse kritiek op de opvattingen van arts-epidemioloog dr. L. Bonneux van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, die eerder stelde dat gynaecologen vrouwen onnodig ongerust maken en dat het krijgen van kinderen tussen het 25e en het 35e levensjaar niet te vroeg en niet te laat is.
„Bonneux stelt”, zo betogen de auteurs, „dat tegenwoordig bijna driekwart van alle kinderen wordt geboren uit moeders tussen de 25 en 35 jaar en dat dit percentage nog nooit zo hoog is geweest. Hierbij wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat er binnen deze groep een grote verschuiving plaatsvond van 25-29 naar 30-34 jaar. Bovendien is dit percentage in de jaren 1987-2007 juist continu gedaald, van 73 naar 67. In diezelfde periode verdubbelde het percentage kinderen uit moeders tussen de 35 en 40 jaar van 9 naar 18 procent, en het percentage kinderen uit 40-jarige of oudere moeders van 1,5 naar 3 procent.”
Dat betekent dat de risico’s op nadelige gevolgen voor de gezondheid door later ouderschap zijn toegenomen. Ook wijzen de deskundigen erop dat de kans op permanente en onbehandelbare onvrijwillige kinderloosheid stijgt van 2 tot 3 procent voor het 30e levensjaar naar 8 procent voor vrouwen die na hun 30e zwanger proberen te worden.
Dat risico wordt zelfs 20 procent voor vrouwen van 35 jaar of ouder en 36 procent voor vrouwen die 40 jaar of ouder zijn. De kans op onvrijwillige kinderloosheid door uitstel van zwangerschap is veel meer toegenomen dan Bonneux suggereert, aldus de medici.
Bovendien is de kans op een kind met het downsyndroom voor een 35-jarige vrouw vier keer zo groot als voor een 25-jarige.
De deskundigen vinden het verontrustend dat het in de media breed uitgemeten artikel van Bonneux suggereert dat de gezondheidsrisico’s vanaf het 30e tot 35e levensjaar verwaarloosbaar zijn.