Reddende liefde beslissende bron van geefgedrag
„Diaconaat is niet alleen het vullen van lege handen, maar ook het legen van volle handen.” Maar hoe breng je die bekende uitdrukking in praktijk? Een paar honderd diakenen en diaconaal geïnteresseerden bezonnen zich zaterdag tijdens de jaarlijkse diakenendag van de Christelijke Gereformeerde Kerken op het giftenbeleid. Hoe kom je aan geld? Op basis van welke criteria geef je het weg?
Een videofragment toonde een in scène gezette diaconievergadering die gewijd was aan het bepalen van welke organisatie wat krijgt. Hardop peinzend worstelden de diakenen stapels steunvragen door, overwegend waar men het beschikbare geld het beste naar kon overmaken. De conferentie was gewijd aan de vraag hoe het beter kan.Ds. M. Visser uit Nunspeet zette uiteen hoe de deputaten diaconaat bepalen wat er met het geld gebeurt. „Onze slogan is: Kerken helpen kerken. Dat houdt in dat we er niet zijn om algemene liefdadigheidsinstellingen met een giro te steunen. Wij vinden het belangrijk dat de kerk, ook in het buitenland, mede via de diaconie gezicht krijgt in de samenleving. Zo beoefent de kerk de roeping van de naastenliefde.”
Criteria om te bepalen waar het geld heen gaat, zijn voor de deputaten onder meer of er duidelijke doelstellingen zijn en of er inhoudelijk en financieel goede jaarverslagen beschikbaar zijn. „In principe willen we ook alleen hulp geven als het tot een structurele oplossing leidt. Met rampen staat het natuurlijk anders, maar we streven naar het bevorderen van zelfredzaamheid. De ervaring heeft geleerd dat een project alleen standhoudt als er ter plekke betrokkenheid en inzet zijn.”
Een workshop over ervaringen met diaconale hulpverlening onder leiding van consulent drs. A. Heystek bracht een gevarieerde aanpak aan het licht. In sommige kerken wordt al het geld dat de kerk zelf nodig heeft, verzameld via vaste vrijwillige bijdragen. Alle collectes zijn diaconaal van aard. In veel kerken wordt gecollecteerd voor de diaconie, in andere zijn de collectes gelabeld, waardoor de opbrengst flink is gestegen.
Verschillende kerken onderhouden sinds vele jaren contacten met zustergemeenten in het voormalige Oostblok. „Wederkerigheid”, stelt Heystek, „is een belangrijk diaconaal speerpunt. Het is mogelijk jarenlang hulp te verlenen, terwijl dit door een projectsgewijze aanpak toch goed werkt. Een voordeel van langdurige contacten is dat er een geestelijke band kan ontstaan.”
Veel ervaringen met diaconaal werk vonden hun neerslag in een boek dat tijdens de conferentie werd gepresenteerd: ”Dienst doen. Praktijkboek voor diakenen”, geschreven door oud-diaconaal consulent Herman van Well.
Prof. dr. W. H. Velema gaf aan het begin van de dag een Bijbels kader mee over ”geven”. De ethicus typeerde geven als gestalte geven aan het antwoord op het Woord van de Drie-enige God.
„De Vader is de Schepper en Onderhouder van ons leven en ons bezit. Hij heeft dat aan ons toevertrouwd om ervan te leven, maar ook om ermee te dienen en ervan te delen. In ons geven eren wij de Zoon. Hem te kennen in Zijn reddende liefde is de beslissende bron van ons geven. Daarom zal ons geven de kleur en de geur hebben van het offer der liefde. De Geest bewerkt ons hart grondig. Hij maakt geven niet slechts tot een must, maar ook tot een feest. Hij stort liefde in onze harten en opent zo onze ogen voor de nood van de ander, voor individu en samenleving, voor Gods kerk en de Hem vijandige wereld.”
„Geven”, zo concludeerde de emeritus hoogleraar, „is een zaak van persoonlijke kennis van de Drie-enige God in geloofsbeleving en -beoefening. Het is een voorrecht om dat samen te mogen doen. Hoe dieper het Woord in ons leven doordringt, hoe groter de gave is, niet slechts in geld, maar in toewijding en tijdsbesteding aan het diaconaat binnen en buiten de kerk.”