Twee eenzame, verdrietige kinderen
Samen voor de klas. Een Jodin die als baby moest onderduiken, en een dochter van een NSB’er. Beiden geven voorlichting aan schoolkinderen. Vrijdag deden ze voor het eerst samen hun verhaal.
Niet alleen in Veendam, maar ook in Den Haag, Westerbork en Ommen waren basisschoolleerlingen getuige van zo’n bijzondere ontmoeting. Een kampoverlevende trad er voor het eerst samen met iemand uit de Nationale Jeugdstorm op. Op meerdere plaatsen stond een kind van een ’foute’ ouder samen met een kind van Joodse ouders voor de klas. In Westerbork sprak Tanja van der Woud, die vrijdag in deze krant haar verhaal deed als kind van een SD’er, samen met Joop Waterman, die als Joods kind geboren werd in kamp Westerbork en Bergen-Belsen overleefde.Waarom samen? „Vroeger had ik dat voor geen goud gedurfd”, zegt Tineke van Hal in Veendam. In die plaats beleefde ze verschrikkelijke jaren, als kind van een NSB’er. Het duurde meer dan een halve eeuw voordat ze er terug durfde te komen, vol angst, al wist ze dat dat niet nodig was. Vrijdag zat ook haar vriendin in de zaal. Van Hal vond haar een paar weken geleden via internet terug, na meer dan vijftig jaar. Zij was het enige meisje dat haar niet op het verleden van haar vader aankeek.
Eenzaam
Van Hals verhaal lijkt in veel opzichten op dat van Rozette Kats, die van een Joods gezin als enige de oorlog overleefde. „We waren allemaal heel eenzame, verdrietige kinderen. Nu willen we laten zien hoe verschrikkelijk oorlog is, dat er nog heel lang na de oorlog slachtoffers zijn, en dat we mensen niet moeten veroordelen omdat ze tot een bepaalde groep behoren.”
Van Hal en Kats vertelden vrijdag beurtelings stukjes van hun ”beladen verleden”. Dat is de titel van het lesmateriaal dat Herinneringscentrum Kamp Westerbork vrijdag presenteerde.
„Alle mensen vonden mijn vader een slechterik. Mocht ik wel van hem houden? Was ik dan ook slecht?” Dat was het dilemma waar Tineke van Hal voor stond.
Haar vader werd na de oorlog drie jaar opgesloten omdat hij NSB’er was, al had hij geen wandaden gepleegd. Moeder was het er nooit mee eens geweest en bleef dan ook op vrije voeten. Maar echt vrij was ze niet. Ze was de vrouw van…
Ook Tineke werd op het verleden van haar vader aangekeken. Ze werd geslagen en uitgescholden. Psychische scheefgroei was het gevolg.
Het gezin vluchtte van Veendam naar Rotterdam. Over de oorlog mocht niet meer gepraat worden.
Tinekes echtgenoot -inmiddels overleden- heeft nooit van haar verleden geweten. Hoe ouder ze werd, hoe meer last ze van het verleden kreeg: paniekaanvallen, het gevoel niet te deugen. Na lang aarzelen klopte ze aan bij de Werkgroep Herkenning, een organisatie voor kinderen van ’foute’ ouders. Tijdens het eerste telefoongesprek huilde ze alleen maar. De contacten met lotgenoten deden haar goed. „Toen pas werd het voor mij vrede.”
Voor Rozette Kats kwam pas op haar vijftigste een einde aan haar onderduiktijd. Zo beleefde ze het. Het was de afsluiting van een periode die op de avond voor haar zesde verjaardag begon. Die avond vertelde „pappie” dat hij eigenlijk haar pappie niet was, dat ze eigenlijk geen Rita van de Weg heette, dat bijna al haar familieleden dood waren en dat ze dat nu toch moest weten, omdat ze de volgende dag voor het eerst naar school zou gaan. Voor Rita, die dus geen Rita was, vielen alle zekerheden in haar bestaan omver. Ook zij ontwikkelde zich tot een angstig kind dat krampachtig leefde en haar verleden in stilte meedroeg tot het niet meer ging. Toen ze 45 was, kwam ze bij een psychiater terecht. Vijf jaar later bezocht ze voor het eerst een bijeenkomst van Joodse ex-onderduikers. Uiteindelijk werd ze de problemen de baas. „Eindelijk verloor ik de angst om ook doodgemaakt te worden.”
Vanaf haar achttiende jaar droeg ze een davidsster onder haar kleren, gesmolten uit de trouwringen van haar ouders, die omkwamen in Auschwitz en haar als baby net op tijd naar een onderduikadres hadden gebracht. Toen Kats vijftig jaar was, ging ze de ster zichtbaar dragen. Het verleden kwam tevoorschijn.
Zie ook: www.beladenverleden.nl