Hand in hand naar school
Gebroederlijk hangen de Palestijnse en de Israëlische vlag naast elkaar op de tekeningen die zijn aangebracht op de wand van het klaslokaal. Schooldirectrice Tal Kaufman: „Vele ouders zeggen dat ze hun buren niet vertellen dat ze hun kinderen hierheen sturen.”
Kfar Kara is een islamitisch dorp in Wadi Ara, het gebied in Israël ten noordwesten van de Westelijke Jordaanoever. Twee derde van de leerlingen van de basisschool komt uit moslimgezinnen, een derde uit Joodse gezinnen. Het gaat hier om een gemengde of, zoals dat in Israël heet, een hand-in-handschool „Sommige Joodse Israëliërs zijn de eerste keer bang om te komen”, zegt Kaufman. „Het is een heel grote stap als ze voor het eerst een Arabisch dorp bezoeken.”Dat Joodse Israëliërs naar een Arabische stad gaan is niet vanzelfsprekend na oktober 2000. Op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook brak toen de tweede intifada uit. Onder de Israëlische Arabieren, die zich ook wel Palestijnse Israëliërs noemen, braken eveneens rellen uit. Het was in deze tijd dat een groep ouders vond dat er bruggen moesten worden geslagen. Toen het ministerie van Onderwijs weigerde toestemming te geven voor de oprichting van een gezamenlijke Joods-Arabische school, stapten ze naar het Hooggerechtshof. In 2003 werd de school een feit.
De school sloot zich aan bij het hand-in-handnetwerk. De eerste Joods-Arabische hand-in-handschool werd vijftien jaar geleden in Jeruzalem opgericht. Inmiddels staan er scholen in Jeruzalem, Kfar Kara, Misgav en Beersjeva. Pogingen om gemengde scholen op te richten in Tel Aviv en Haifa zijn tot nu toe mislukt. Ook is er een dergelijke school in het Joods-Arabische dorp Newe Shalom die geen deel uitmaakt van het netwerk.
Keus
Uniek aan de hand-in-handscholen is dat het Hebreeuws en het Arabisch evenveel aandacht krijgen. Elke klas heeft een Arabische en een Joodse leerkracht. De school heeft bovendien twee directeuren. „We proberen beide talen als moedertaal te onderwijzen”, zegt Hussam Abu Bakr, de Arabische directeur. „De Arabische kinderen spreken heel goed Hebreeuws. Het is een grote uitdaging voor ons de Joodse kinderen even goed Arabisch te leren als Hebreeuws. De Arabische leerlingen krijgen het Hebreeuws sneller onder de knie dan de Joodse leerlingen het Arabisch. Dat heeft volgens mij te maken met de relatie tussen een minderheid en een meerderheid. De minderheid heeft de taal van de meerderheid harder nodig dan omgekeerd.”
Elk jaar in januari komen de ouders uit Kfar Kara en de Arabische en Joodse dorpen in de buurt om hun kinderen laten registeren. De animo onder de Arabische ouders hun kinderen naar deze school te sturen is een stuk groter dan onder de Joodse. „De ouders stellen het op prijs hun kinderen op een school te hebben met kleine klassen, waar de leerkrachten veel aandacht aan de kinderen kunnen geven”, zegt Kaufman. „Het is dus niet alleen de ideologie die hen drijft. Voor Arabische ouders is het belangrijkste dat ze hier goed onderwijs krijgen. De Joodse ouders kunnen kiezen uit veel meer goede, kleine scholen in de buurt. De Arabische gezinnen hebben veel minder keus.”
Verschillen
In een witte cirkel op het groene tapijt staan de woorden dialoog en tolerantie. Aan de muur hangt een wandkleed met blokjes met woorden die ouders hebben gekozen: delen, samen, geduld en overeenkomst. Het leerplan voor vakken als rekenen en natuurkunde is van het ministerie van Onderwijs. De school beslist zelf over andere vakken. Abu Bakr: „We behandelen hier het geschiedenisverhaal van de Joden én de Arabieren.” De vertellingen over de gebeurtenissen van 1948 wijken nogal af van elkaar. Israëliërs spreken van de onafhankelijkheid, Palestijnen van de Al-Naqba (de catastrofe).
Abu Bakr wil de leerlingen het besef meegeven dat alle burgers dezelfde status hebben. Als later blijkt dat de jongens het Israëlische leger ingaan en dienen op de Westelijke Jordaanoever of in de Gazastrook, is er wat hem betreft iets fout gegaan. Als er goede relaties bestaan tussen Israël, de Israëlische Arabieren, de Palestijnen en de Arabische staten is er misschien helemaal geen leger meer nodig. „Of alleen een leger dat mensen helpt.” Zijn vrouwelijke collega zegt: „Het leger is een plicht. Al geeft het wel conflicten.”
Op een bovenverdieping van het gebouw hangen Joodse en Arabische kinderen van groep 8 elkaar onmiddellijk om de hals als de lens van de camera op hen wordt gericht. Onder de kinderen en de ouders ontwikkelen zich vriendschappen. Sommigen bezoeken elkaar thuis.
Liora Gal, docente Engels, constateert belangrijke culturele verschillen. „De Arabische kinderen in deze klas gedragen zich een stuk beter. Ze doen hun huiswerk en zijn beleefd tegenover de leerkracht. Voor de Joodse kinderen is school minder belangrijk. Hun ouders stimuleren hen niet erg. Dat maakt een groot verschil in de klas.”
Tegelijk valt haar op dat „de kinderen aan elkaar gewend raken omdat ze de hele tijd samen zijn.” „De kinderen zien dat er geen essentieel verschil tussen hen bestaat, behalve in taal en cultuur. Dat is iets waar ze overheen kunnen komen.”