Het verhoor
„En de hogepriester zeide: Zijn dan deze dingen alzo?”
Handelingen 7:1De rechters zijn gezeten en kijken allen naar Stefanus die voor hen staat, of hij op die beschuldiging van de valse getuigen niet verbleekt en schrikt. Verre daarvan, zijn onschuldig geweten is hem meer dan duizend getuigen. De heilige Geest waarmee Stefanus vervuld is, werkt krachtig in hem. Ja, er openbaart zich in hem, zo ik meen, wat bovennatuurlijks. Al de omstanders zagen zijn aangezicht immers als het aangezicht van een engel. Want dat de engelen geesten zijn en geen echt aangezicht hebben, weten we allen. Toen Mozes aan Israël Gods wetten bekendmaakte en van de berg naar beneden kwam, glinsterde het vel van zijn aangezicht, zodat de kinderen Israëls hem niet konden aanzien.
Men zou denken dat de hogepriester die hier het woord voert enigermate verbaasd zou zijn geweest, ziende in Stefanus iets bovennatuurlijks in diens wezen. Hoe koel stelt hij zich echter op, want hij zegt: „Zijn dan deze dingen alzo?” In deze is de hogepriester te veroordelen, omdat hij Stefanus voor een gedeelte horen wil. Daarom zegt hij: Is het er zo mee gelegen, gelijk deze getuigen bevestigen, dat u niet ophoudt te leren dat uw meester, Jezus van Nazareth, deze heilige plaats zal verbreken en de zeden veranderen?
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”Historie van de H. Stéphanus”, 1770)