Godsdienstonderwijs
De regeringscoalitie wil dat het kabinet jaarlijks 10 miljoen euro beschikbaar stelt voor het godsdienstonderwijs op openbare scholen. Van dat bedrag kunnen kerken, moskeeën en het Humanistisch Verbond docenten betalen die namens deze denominaties lessen godsdienst of levensbeschouwing verzorgen.
CDA, PvdA en CU vinden het niet gepast dat leerkrachten voor hun inzet met een boekenbon naar huis worden gestuurd. Daarom zullen de drie partijen tijdens het komende debat over de onderwijsbegroting geld lospeuteren bij de staatssecretaris. Die is daar overigens nog niet voor te porren.Het pleidooi van de coalitiepartijen verdient, ondanks mitsen en maren, steun. Weliswaar wordt in het voorstel voor subsidiering bijvoorbeeld ook het onderwijs in de humanistische levensbeschouwing betrokken. Voor ieder die gelooft dat de Bijbel de norm is voor het leven van alle mensen en de weg openbaart tot verlossing van zondaren, is dat beslist een barrière. Binnen de bestaande wettelijke kaders is dat niet anders. Maar wanneer om die reden tegen subsidiëren wordt gestemd, vervalt daarmee ook de vergoeding voor het onderwijs waar christenen wel achter kunnen staan.
Anderen hebben bezwaar tegen het idee om godsdienstonderwijs te subsidiëren, omdat daarmee de scheiding tussen kerk en staat in het geding zou komen. Dat is een discussiepunt dat vooral een academisch karakter draagt. Het argument wordt vandaag de dag vaak ingebracht door moderne secularisten die een afkeer hebben van alles wat naar godsdienst riekt.
Feit is namelijk dat in veel gemeenten jarenlang het godsdienstonderwijs op openbare scholen werd gesubsidieerd door de lokale bestuurders. Uit bezuinigingsoverwegingen is dat de laatste jaren sterk verminderd. Maar in al die jaren dat er door gemeentebesturen wel geld werd gegeven, is er nooit een concreet geval geweest waarbij de grenzen tussen kerk en staat onhelder werden.
Dat de overheid geld vrijmaakt, is zeker te verdedigen vanuit het oogpunt dat het godsdienstonderwijs kan bijdragen aan de algemene ontwikkeling van jongeren. Voor hen is kennis van de Bijbel en het christendom wel degelijk van belang. Ondanks de secularisatie is onze cultuur nog doordrenkt van het christelijk gedachtegoed. Willen leerlingen in de toekomst de eigen cultuur begrijpen, dan is die kennis van het christendom van belang.
En de kerken? In het verleden werden godsdienstlessen op openbare scholen vaak gegeven door predikanten of ouderlingen. Vandaag de dag zijn het vooral pastoraal werkers, evangelisten of gekwalificeerde godsdienstdocenten die dit werk doen. Op zich is daar niks mis mee. Predikanten hebben het meestal druk genoeg.
Toch is het van betekenis dat er vanuit de kerken stimulansen uitgaan voor godsdienstonderwijs op openbare scholen, omdat daarmee zichtbaar kan worden dat de kerk wel degelijk een boodschap heeft voor buitenstaanders. Vaak is het uurtje godsdienstige vorming dat kinderen op de basisschool krijgen het enige contactmoment dat de kerken met de aankomende generatie kan hebben. Misschien wel het enige in heel hun leven. Die kans mogen kerken zich niet laten ontglippen.