Vlaktaks vraagt herijking draagkrachtbeginsel
Het CDA stelt voor om een vlaktaks in te voeren om de aftrekbaarheid van de hypotheekrente te behouden. Een vlaktaks heeft sympathieke kanten, stelt prof. mr. G. T. K. Meussen, maar leidt wel tot een forse vergroting van de verschillen in netto-inkomen.
Premier Balkenende heeft het idee van een vlaktaks nieuw leven ingeblazen. Achtergrond daarvan is een rapport van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, dat daarmee beoogt de aftrekbaarheid van de hypotheekrente ook op langere termijn veilig te stellen. Overigens is ook de VVD in het nieuwe partijprogramma voorstander van de invoering van een vlaktaks. De vlaktaks zit dus politiek duidelijk in de lift.Invoering van de vlaktaks heeft in een dergelijk systeem vooralsnog uitsluitend betrekking op het belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1). Het huidige tarief in box 1 kent, afhankelijk van iemands inkomen, vier verschillende tarieven: 33,6, 41,85, 42 en 52 procent. Het laagste tarief geldt voor mensen die minder verdienen dan 17.579 euro per jaar; het hoogste tarief is van toepassing op inkomens boven de 53.860 euro.
Invoering van een vlaktaks leidt tot één tarief voor het gehele belastbaar inkomen in box 1; in de visie van de premier zou dit bijvoorbeeld 37 procent kunnen bedragen. Daarbij dient te worden bedacht dat toepassing van de diverse heffingskortingen bij een vlaktaks qua effectieve belastingdruk kan zorgen voor een licht oplopend tarief naarmate het inkomen hoger is.
Het voorstel tot invoering van een vlaktaks draagt naar mijn mening maar in beperkte mate bij aan de vereenvoudiging van de inkomstenbelastingwetgeving. Alle ingewikkelde bepalingen rondom zaken als de eigen woning en de zogenoemde terbeschikkingstellingsregelingen blijven ook na de invoering van de vlaktaks bestaan. Vlaktaks is dus niet synoniem aan vereenvoudiging.
Belangrijk aspect is allereerst dat de netto-inkomens voor de hogere inkomens fors zullen stijgen doordat het toptarief van 52 procent daalt naar 37 procent. Politici betogen nog steeds dat de inkomstenbelasting naar draagkracht wordt geheven. Dit onder het mom dat de zwaarste schouders nu eenmaal de zwaarste lasten moeten dragen.
Van dit beginsel lijkt met de invoering van een vlaktaks in ieder geval ten dele afscheid te worden genomen. Een invoering van een vlaktaks in combinatie met het schrappen van een aantal aftrekposten ligt dan ook uit oogpunt van inkomenspolitiek meer voor de hand.
Kredietcrisis
Voor de economie lijkt invoering van de vlaktaks in deze tijden van kredietcrisis een gelukkige greep. Door een stijging van de netto-inkomens wordt de ruimte voor consumptieve bestedingen immers groter. Daartegenover staat dan dat een toename van de inkomensverschillen politiek voor lief genomen wordt.
Invoering van de vlaktaks betekent eveneens dat het voordeel van een aftrekpost, zoals bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek, voor elke belastingplichtige ongeacht zijn inkomen even groot is. Nu komt een aftrekpost in mindering op de top van het inkomen in box 1. Dit betekent dat 1000 euro hypotheekrente voor de ene belastingplichtige 520 euro belastingvoordeel oplevert en voor de andere 336 euro.
Velen hebben dit altijd als onrechtvaardig ervaren maar vanuit de rechterflank van de politiek werd dit gepareerd met de opmerking dat mensen met een hoog inkomen nu eenmaal meer belasting betalen en daardoor recht hebben op een groter belastingvoordeel. Deze onevenwichtigheid wordt met de invoering van een vlaktaks hersteld.
De eigenwoningfinanciering wordt bij een vlaktaks voor iedereen even duur, althans daar waar het om het belastingvoordeel gaat. Of dit ook echt substantieel ontmoedigend werkt tegen financiering van dure eigen woningen met buitensporig groot vreemd vermogen, is wat mij betreft overigens nog maar zeer de vraag.
Invoering van een vlaktaks zou Europees en internationaal overigens vrij revolutionair zijn. In de grote westerse industrielanden komt een dergelijke wijze van belastingheffing niet of nauwelijks voor.
Invoering van een vlaktaks klinkt sympathiek maar de politiek zal de afweging moeten maken tussen enerzijds een uniform hypotheekrentevoordeel voor elke belastingplichtige met daar tegenover een substantiële vergroting van de netto-inkomensverschillen. Dit vraagt om bezonnenheid (geen overhaaste invoering), om een maatschappelijke discussie waarbij in mijn ogen tevens een wetenschappelijke herijking van de dragende elementen van het draagkrachtbeginsel zou moeten plaatsvinden.
De auteur is hoogleraar belastingrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.