Nieuwe profeten van het atheïsme
De chique Amsterdamse boekhandel Kirchner organiseerde vorige maand een debatavond rond het boek van de Amerikaanse journalist Chris Hedges, getiteld: ”Ik geloof niet in atheïsten”. Toonaangevende figuren als prof. Manenschijn, essayist Den Boef en theoloog/filosoof De Kesel lieten hun licht over het boek schijnen. Vanwaar zo veel aandacht voor een paperback van nog geen 200 bladzijden?
In zijn boek, in de pers een klaroenstoot genoemd, polemiseert Chris Hedges tegen de „nieuwe atheïsten” als Richard Dawkins en Christopher Hitchens. Hedges schrijft dat deze profeten van het atheïsme een eigen vorm van fundamentalisme hebben geschapen, met nieuwe ideeën over onze morele superioriteit en de almacht van de menselijke rede. Daarmee lijkt het geloofssysteem van de ”nieuwe atheïsten” volgens hem verdacht veel op de rigide ideeën van andere fundamentalistische gelovigen. Zij die een blind geloof hebben in de moreel neutrale disciplines van de rede en de wetenschap creëren zelf idolen.Nu is de kritiek op Dawkins, Hitchens en hun trouwe discipelen niet nieuw. Maar nieuw is wel dat die kritiek deze keer komt van een onverwachte kant. Hedges is namelijk een journalist en essayist die zeer gerespecteerd wordt door de liberale elite van de Amerikaanse oostkust. Hij is buitenlandcorrespondent voor The New York Times en winnaar van de prestigieuze Pulitzer Price. Dat de goeroes van het atheïsme door deze links-progressieve opinieleider frontaal worden aangevallen, baart alom groot opzien. Degenen die een (on)heilige oorlog tegen alle vormen van fundamentalisme hebben uitgeroepen, blijken zelf niet minder fundamentalistisch te zijn.
Absolute waarheid
De kern van alle fundamentalisme is voor Hedges het geloof in een absolute waarheid, om het even of die God, Allah of Rede wordt genoemd. Hedges kan daar niets mee, als postmodernist bestaat er voor hem geen absolute waarheid. Cynisch stelt hij vast welke zegeningen het verlichtingsdenken heeft opgeleverd: industriële oorlogvoering, kernwapens, dreigende milieurampen en wereldterrorisme.
Wat is de waarde van Hedges’ boek? Dat vanuit een onverdachte hoek wordt bevestigd wat door christelijke wetenschappers altijd al tegen het verlichtingsdenken is betoogd, namelijk dat de wetenschap nooit neutraal is en dat de rede zijn grenzen heeft. Tegelijk moeten we, ondanks alle publiciteit, niet de illusie hebben dat boeken zoals van Hedges een omslag in het moderne denken teweeg zullen brengen. Om ongeloof te overwinnen is een andere kracht nodig.
Bovendien, en dat maakt voor mij het boek van Hedges nog betrekkelijker, biedt hij geen alternatief. Aan het einde van zijn boek komt hij niet verder dan de gelaten berusting van de Prediker: alles is ijdelheid. We moeten het leven maar nemen zoals het is. Hedges, die zich religieus noemt, komt tot de conclusie dat de mens gebonden is aan het kwaad, maar dat er een Verlosser is, wil niet uit zijn pen komen.
Agressief atheïst
Wat dat betreft ademt het boek van David Robertson, ”Brieven aan een atheïst”, een andere sfeer. Robertson, predikant van de Free Church in Dundee, schreef tien brieven aan Dawkins in reactie op diens boek ”God als misvatting”. Dawkins, agressief atheïst, bekleedt in Oxford de leerstoel Public understanding of Science en hij weet als geen ander de wetenschap in gewone taal uit te leggen. Zijn boek was maandenlang in Engeland en de Verenigde Staten een bestseller. Vooral in de Verenigde Staten is er veel belangstelling voor Dawkins, omdat het establishment zich in toenemende mate bezorgd maakt over de veronderstelde macht van christelijk rechts. Dawkins roept de atheïsten op om ”uit de kast te komen” en zich te organiseren.
De Schotse predikant Robertson behandelt in tien brieven, waarin evenzoveel mythen van Dawkins, zoals hij ze noemt, de revue passeren. Ik doe een greep uit de mythen: het atheïsme is rationeel en tolerant, de wrede God van het Oude Testament, geloof en wetenschap sluiten elkaar uit, de geschapen God en het niet-geschapen heelal, het inherente kwaad in de religie en religieuze kindermishandeling. Robertson schrijft met kennis van zaken. Steeds haalt hij een citaat van Dawkins aan, om vervolgens aan te tonen dat hij een onjuiste redenering hanteert, foute conclusies trekt of stellingen poneert die hij niet bewijst. De schrijfstijl is helder en aansprekend, hier en daar gekruid met die typisch Engelse humor; een havo/vwo-scholier kan hem goed volgen.
Persoonlijk
Na de tien brieven aan Dawkins volgt nog een afsluitende brief aan de lezer: waarom zou je geloven? In dit hoofdstuk geeft hij kort een samenvatting van de tien brieven met verdere leessuggesties. Door de briefvorm te hanteren draagt het boek een persoonlijk karakter en laat het zich gemakkelijk lezen; elke brief is een afgerond geheel. Robertsons stijl is mij af en toe wel wat al te populair: Jezus met een taart vergelijken gaat mij echt te ver. Omdat het boek veel bevat wat leerzaam en goed is, wil ik het toch aanbevelen, met name voor jongeren die zich voorbereiden op hoger of universitair onderwijs. Maar het zou ook goed zijn als ouders en ambtsdragers dit goed toegankelijke boek zouden lezen, om met de jongeren het gesprek te kunnen aangaan.
N.a.v. ”Ik geloof niet in atheïsten”, door Chris Hedges; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 290 8327 0; 198 blz.; € 17,50;
”Brieven aan een atheïst”, door David Robertson; uitg. Vuurbaak, Barneveld, 2008; ISBN 978 90 5560 388 6; 144 blz.; € 12,50.