„Theoloog kan bij de literatuur in de leer”
Het kan geen kwaad dat theologen kennisnemen van literaire scheppingen uit verleden en heden, zo vindt dr. A. J. Plaisier. De scriba van de Protestantse Kerk in Nederland las het werk van Shakespeare als theoloog en knoopt er in een boek enkele algemene beschouwingen aan vast. „Literaire scheppingen delen op een bepaalde wijze in het mysterie van het christelijke heilsdrama.”
Zijn boek ”Is Shakespeare ook onder de profeten?” (Boekencentrum, Zoetermeer) is het onderwerp van de Utrechtse Studiedag, die donderdag in Utrecht wordt gehouden. De PKN-scriba begaf zich vaker op cultureel terrein, onder meer met zijn proefschrift over Pascal en Nietzsche (1996). In zijn nieuwe boek geeft hij een analyse van zeven stukken uit het dramatische werk van Shakespeare, zoals Hamlet en Macbeth.Shakespeare is een vertegenwoordiger van het zogenaamde elizabethaanse drama. Deze vorm van drama verschijnt volgens dr. Plaisier op het snijvlak van twee werelden. Enerzijds is dat de wereld waarin het christelijk geloof de heersende wereldbeschouwing is. Anderzijds is de elizabethaanse eeuw de eerste van de moderne tijd, waarin de secularisatie het christelijk geloof in toenemende mate onder druk zet.
De wereld waarin Shakespeare opgroeide, was in een aantal opzichten groter, complexer en ingewikkelder geworden dan de eeuwen ervoor waren, aldus dr. Plaisier. Beide elementen, die van het christelijke en die van het seculiere, hebben bijgedragen aan het ’fenomeen’ Shakespeare.
Bijbelse context
Als theoloog is dr. Plaisier geïnteresseerd in de religieuze relevantie van Shakespeares stukken. Hij kritiseert de tendens om Shakespeare tot exponent van de moderne, geseculariseerde tijd te maken. Dat is volgens hem het geval bij menige hedendaagse uitvoering. „Ongeacht de professionaliteit van regisseur en spelers, lijken de stukken vaak aan gewicht verloren te hebben. Ze lijken pas interessant te worden door de geprononceerde ’vertaling’ voor een (post)modern publiek.”
Shakespeare kende volgens de scriba van de Protestantse Kerk de Bijbel goed. Hij schreef in een context waarin de Bijbel directe invloed op het volksleven uitoefende. Tal van verwijzingen naar de Schrift en de anglicaanse liturgie zijn in Shakespeares werk te vinden. Ook bezat hij veel theologische kennis.
Shakespeare behoort toe aan de moderne tijd, stelt dr. Plaisier, maar het is een populaire misvatting te menen dat deze kan worden gedefinieerd als een progressieve emancipatie van het christelijk geloof. „Ik zie Shakespeare eerder als iemand die in de moderne tijd, en open voor de invloeden van die tijd, in een chaotische en complexe historische setting, een fabelachtig dramatisch oeuvre heeft geschapen, dat inhoudelijk -bewust of onbewust- is geïnspireerd door de Bijbel en de kernelementen van het christendom, met name waar deze tot gedeelde overtuiging van Rome en reformatie gezien moeten worden.”
Zonder de christelijke achtergrond zijn Shakespeares stukken onbegrijpelijk. Ze zijn seculier in vorm en inhoud, maar worden door een christelijke intuïtie gedragen. Dr. Plaisier wil aantonen dat er niet alleen een invloed is vanuit het christelijk geloof, maar ook hoe deze ’werkt’ als een vorm van ’vleeswording’ van de christelijke wereldbeschouwing in de context van de moderne tijd. „Het christelijke werkt niet in reincultuur, maar meldt zich in een krachtenveld van invloeden. Alleen zo werkt het creatief.”
Wisselwerking
Dr. Plaisier voert een pleidooi voor een wisselwerking tussen theologie en literatuur. De literatuur in het Westen heeft zich volgens hem bijna geheel losgemaakt van de theologie. Omgekeerd lijkt de theologie weinig van doen te hebben met literatuur. „Er is zeker in Nederland nauwelijks sprake van een serieuze theologische receptie van literatuur uit verleden en heden. Theologen houden zich liever bij de eigen leest.”
Dat is niet altijd zo geweest. Dr. Plaisier verwijst naar ethische theologen (J. H. Gunning en Is. van Dijk) en K. H. Miskotte. De laatste heeft tal van boeken en opstellen over literatuur uit verleden en heden geschreven. „Veel navolgers heeft hij echter niet gehad. Het lijkt zo te zijn dat de theologie zich veel serieuzer met de filosofie, en in een recenter verleden met de sociologie en psychologie en andere menswetenschappen heeft beziggehouden. De oude ”humaniora”, waaronder de schone letteren vielen, zijn er al tijden slecht afgekomen en ’wereldliteratuur’ is nooit in het beeld gekomen van enig theologisch curriculum.”
De literaire scheppingen uit het christelijke tijdperk verrijken de theologie, zo vindt dr. Plaisier. „Literaire scheppingen delen op een bepaalde wijze in het mysterie van het christelijke heilsdrama.” Die relevantie geldt ook schrijvers uit het postchristelijke tijdvak, zoals Gerrit Achterberg, Martinus Nijhoff en Ida M. Gerhardt. „Het beeld van een massieve literaire wereld die geheel gesloten is voor het religieuze is fout en doet groot onrecht aan de werkelijkheid.”
Niet in bastion
Theologie is een wetenschap die de waarheid van de openbaring tracht te begrijpen, zo is het uitgangspunt van dr. Plaisier. Zij is echter niet opgesloten in een „veilig bastion van kerkelijke zelfgenoegzaamheid”, maar staat op alle mogelijke manieren in verbinding met de wereld buiten de kerk. Zij worstelt met de rede en de taal om de openbaring te verwoorden met betrekking tot de werkelijkheid. Om die reden is zij „van huis uit” geïnteresseerd in de literatuur, die een vorm van kunst is. „Daar waar theologie ook vertolking is van de openbaring van God zoekt zij naar woorden die het werkelijkheidskarakter van deze openbaring doen oplichten.”
De theologie moet zich echter niet schamen theologie te zijn. Theologie is geen vrije zoektocht naar waarheid, maar denkt de waarheid van het geloof, aldus dr. Plaisier. „De openbaring van God is bron en criterium van de theologie. Dat kan voor literatuur niet gezegd worden. Zij is een eigen waarheidsvinding. Dat is haar goed recht. Er gebeuren echter ongelukken wanneer de interactie van de theologie met de literatuur zo opgevat wordt dat de theologie daarbij vergeet een eigen binding te hebben.”
Dr. Plaisier ziet ook winst in het lezen van moderne literatuur. Van hedendaagse schrijvers wordt verwacht dat ze de vertolkers zijn van het eigentijds gevoel en het is dan ook hypocriet met allerlei beschuldigingen klaar te staan. „Juist de solidariteit van de theologie met de worsteling van contemporaine schrijvers om een nieuwe werkelijkheid te ontdekken en nieuwe ervaringen te beproeven is van groot belang. Echter, dit kan alleen met een eigen waardesysteem.”