Tegen Mozes
„En wie de Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden…”
Leviticus 24:15Doch ongehoord iemand te oordelen, is bij niet een volk toegestaan. Daarom moest de Joodse raad, in het bijzijn van de beschuldigden, de beschuldigers en de getuigen horen. Deze getuigen waren valse getuigen, volgens Lukas. Wie zij waren, kan niet met zekerheid gezegd worden. In ieder geval waren het mensen die onder het volk uitstrooiden dat Stefanus lasterlijke woorden had gesproken tegen Mozes en tegen God.
Wat waren dat voor lasterlijke woorden? Het kwam hierop neer: „Deze mens houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en de wet.” Onder „deze heilige plaats” verstaan de Joden ongetwijfeld de heilige en heerlijke tempel binnen de stad Jeruzalem. Een plaats zo heilig binnen de Israëlitische godsdienst, dat ze de berg Zion waarop de tempel gebouwd was, tot een heilige berg maakten, Jeruzalem tot een heilige stad en Kanaän tot een heilig land.
Nu, tegen deze heilige plaats en tegen de wet had Stefanus, zoals die valse getuigen voorgaven, lasterlijke woorden gesproken. Hij hield er volgens hen niet mee op en had er dagelijks de mond van vol. Hij predikte ervan zonder ophouden. Want we hebben hem ook horen zeggen, zeggen ze, dat deze Jezus deze plaats zal verbreken en dat Hij de zeden zal veranderen die ons Mozes gegeven heeft.
Johannes Barueth,
(”Historie van de H. Stéphanus”, 1770)
predikant te Dordrecht