Kindsoldaat in Liberia
Jackie Redd (31) en Florence Ballah (28) vochten als kindsoldaat tijdens de burgeroorlog in Liberia. In feite vochten ze tegen elkaar, want voor elkaar rivaliserende groepen. Redd was zelfs enige tijd de persoonlijke lijfwacht van de Liberiaanse oud-dictator Charles Taylor. Ze vechten nu voor duurzame vrede in hun land.
Jackie Redd was 13 toen ze verkracht en ontvoerd werd door strijders van het Liberiaanse regeringsleger. De nu 31-jarige vrouw noemt het langs de neus weg, in een tussenzinnetje, alsof iedereen dergelijke dingen meemaakt. In Liberia waren het er in ieder geval velen. Het West-Afrikaanse land was van 1989 tot 2003 verwikkeld in twee gruwelijke burgeroorlogen. Naar schatting 25.000 tot 30.000 meisjes en vrouwen waren in die periode actief in milities. Dat waren dan alleen nog maar de vrouwen.Redd was deze week samen met Florence Ballah, eveneens oud-kindsoldaat, op uitnodiging van Amnesty International in Amsterdam. Beide vrouwen zetten zich nu in voor organisaties die zich bezighouden met de re-integratie van vrouwelijke oud-strijders in de Liberiaanse samenleving. De positie van deze vrouwen is niet gemakkelijk: ze zijn in bijna alle gevallen verkracht en worden daardoor niet meer geschikt geacht als huwelijkspartner. Bovendien hebben ze vaak geen scholing en kunnen daardoor moeilijk aan werk komen.
Redd vertelt dat ze in 1990 uiteindelijk zelf besloot de wapens op te nemen. Kort nadat ze was ontvoerd door de regeringssoldaten, slaagde ze erin te vluchten, om tot de ontdekking te komen dat haar vader vermoord was door dezelfde soldaten. Uit wraak en omdat ze eigenlijk ook niet wist wat ze anders moest doen, meldde ze zich aan bij de rebellenbeweging van Charles Taylor, die de toenmalige Liberiaanse dictator Samuel Doe van de troon wilde stoten. „Ik besloot mezelf te beschermen”, zegt ze. „De enige manier om te overleven was door de wapens op te pakken.”
Doe werd in september 1990 op gruwelijke wijze bij de havens van Monrovia vermoord, maar dat betekende niet dat de rust in Liberia nu terugkeerde. Al snel kwam het tot gevechten tussen Taylor en Prince Johnson, de oude stafchef van Taylor die ook aanspraak op de macht maakte. Redd bleef het Nationaal Patriottisch Front van Liberia van Taylor trouw. Na de verkiezing van Taylor tot president in 1997 sloot ze zich aan bij de Antiterroristeneenheid, de elitetroepen van de president. Daarin schopte ze het uiteindelijk tot de persoonlijke lijfwacht van Taylor.
„Ik was altijd bang voor mezelf”, zegt Redd. Andere lijfwachten hielden haar weer in de gaten. Ze maakt spiedende bewegingen met haar ogen. „Ik was voortdurend op mijn hoede. Ik mocht mijn aandacht geen moment laten verslappen. Taylor was in feite nog altijd een rebellenleider. Hij had veel tegenstanders.”
Hoewel ze haast niet van zijn zijde week, was er geen sprake van persoonlijke contact met de Liberiaanse oud-president. „Hij zei nooit een woord tegen me. Ik heb geen idee wie hij werkelijk was en vroeg me dat eigenlijk ook niet af. Mijn grootste zorg was mijn eigen veiligheid.”
Goed christen
Taylor staat momenteel in Den Haag terecht voor elf aanklachten voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. De Liberiaanse dictator zou volgens de aanklager, het Speciaal Hof voor Sierra Leone, verantwoordelijk zijn voor het platbranden van dorpen, moorden, verkrachting, mishandeling, ontvoering, dwangarbeid en de inzet van kindsoldaten.
Toch beschouwde Taylor, zoon van een leraar op een baptistenschool, zich als een goed christen, aldus Redd. „Hij ging elke zondag naar de kerk. Hij gaf ook fors geld aan kerken en kerkelijke instellingen.” Florence Ballah vult aan: „Iedereen is religieus in Liberia: moslim of christen. Dat zegt echter niet zo veel. Een rebel is een rebel en die neemt vaak het gedrag van een kameleon aan. De ene dag is hij zus en de andere dag zo, al naar gelang de omstandigheden. Dat is een overlevingsstrategie.”
Zag Redd de dictator wel eens gelukkig? „Hij was eigenlijk altijd bang”, zegt ze. Ze peinst even, vult dan aan: „Soms was hij blij, zoals in de periode na zijn inauguratie als president. Toen waren er weken lang feesten in Monrovia. Overal werd gedanst en was men vrolijk. Maar zo heb ik hem niet vaak meer gezien. Hij was op dat vlak ook erg onberekenbaar. De ene dag leek hij opgewekt, maar de volgende dag kon hij weer de hele dag lopen somberen.” Redd bromt en buigt haar hoofd om Taylors houding na te doen.
Hoe ervoer ze haar bestaan als lijfwacht? „Als lijfwacht moest je hem onvoorwaardelijk gehoorzamen”, zegt Redd. „Dat deed ik dan ook. Dicht in de buurt van de president maakte je de meeste kans de oorlog te overleven.”
Blood Soccer
Florence Ballah vocht tijdens de oorlog aan de andere kant van het spectrum: in een rebellengroep, Ulimo, die bestond uit getrouwen van de voormalige president Doe. Zij was 14 toen ze bij de grens met Guinee met haar ouders op een hinderlaag van Ulimosoldaten stuitte. De familie was met anderen uit het dorp op zoek gegaan naar voedsel. „Ik heb het overleefd doordat ik mijn lichaam gaf en zei: Doe maar wat je wilt”, zegt Ballah. Haar vader probeerde zijn dochter te beschermen tegen de verkrachting, maar werd doodgeschoten. Ook twee andere vrouwen die zich verzetten, onder wie haar moeder, vonden de dood. „Omdat ik gehoorzaamde, heb ik het overleefd.”
Ballah werd naar een leeg huis gebracht waar ze nog vaker verkracht werd en drie dagen bleef, zonder voedsel en eten. Ze zag geen andere mogelijkheid dan bij de Ulimo te blijven. Ze kwam onder het directe gezag van een commandant met de bijnaam ”Blood Soccer”. Ze moest in het leger koken en als drager fungeren op de tochten. „Ik moest precies doen wat de commandant mij opdroeg”, zegt ze. „Ik leefde voor die man. Hij was ook in zekere zin van mij afhankelijk. Hij was slecht opgeleid, dus wanneer er iets geschreven moest worden, deed ik dat ook.”
Er waren nog veel meer kindsoldaten in de milities van Ulimo. Ballah herinnert zich een jongetje van een jaar of zeven, acht, die nog zo klein was dat zijn geweer over de grond sleepte. „Daar hadden we altijd een beetje lol om. We klapten voor hem toen hij zo groot was geworden dat zijn geweer de grond niet meer raakte.”
Als het zo uitkwam, werd Ballah ook geacht te schieten. „Soms gingen we naar de frontlinie en dan werd er gevochten. Ik vond het moeilijk om het geweer te hanteren. Ik was daar niet in getraind. Ik had nog nooit een geweer gezien.” Ze kan zich nog goed herinneren dat ze voor het eerst moest schieten. „Troepen van Taylor wilden het dorp waar we verbleven veroveren. Ik hoorde schoten, kaboem, kaboem, en toen realiseerde ik me: het is tijd om te vechten. Ik was aanvankelijk bang om de trekker over te halen, omdat de soldaten van Taylor dan zouden horen waar ik lag. Blood Soccer lag echter naast me en begon al te schieten. Toen ben ik ook als een gek in het rond gaan schieten.”
Ballah zegt dat ze nooit iemand die ze neerschoot in de ogen heeft gekeken. „Ik zag de tegenstanders zelfs niet. Dat kon ik niet. Ik schoot gewoon maar in het rond. Wanneer er krijgsgevangenen waren gemaakt, probeerde ik het altijd voor hen op te nemen. Laat ze vrij en gebruik ze als spion, zei ik dan. Ik hoopte dat ze dan niet neergeschoten zouden worden. Soms werd de commandant echter boos op me.”
Stigma
In 1997 kwam Taylor via verkiezingen aan de macht en eindigde de Eerste Liberiaanse Oorlog. Ballah vluchtte naar Monrovia, omdat ze zich daar veilig zou zijn voor de Ulimotroepen. Directe familie had ze niet meer. Haar twee broers en vier zussen waren ook allemaal omgekomen in de oorlog. Ze zocht contact met verdere familieleden in Monrovia. Die waren echter terughoudend om haar te helpen, omdat ze bang waren dat ze het zouden bezuren wanneer uit zou komen dat Florence een oud-rebellensoldate was.
Ballah vond echter een meisje dat haar enige tijd wilde opvangen, waarna ze naar haar geboortedorp vertrok. „Ik werkte bij mensen thuis om geld te verdienen, deed bijvoorbeeld de was. Soms kreeg ik dan ook wat te eten. Ik wilde namelijk naar school en moest dat wel kunnen betalen.” Door haar schoolgang wist ze te vermijden dat ze weer meegesleurd werd in de Tweede Liberiaanse Oorlog, die in 1999 uitbrak. Als ze de middelen heeft, wil ze nog altijd doorleren om arts te worden.
Ballah is inmiddels getrouwd en moeder van twee kinderen. Als vrijwilligster is ze actief voor de Liberiaanse organisatie Nationaal Ex-Soldaten Vredesinitiatief (NEPI), dat door voormalige strijders is opgezet om lotgenoten te helpen terug te keren in de maatschappij. Ballah richt zich binnen deze beweging op de specifieke problemen waarmee vrouwen in Liberia worstelen. Redd werkt voor Search for Common Ground, een internationale organisatie met een soortgelijk doel.
De Verenigde Naties sponsoren een project voor ontwapening, rehabilitatie en re-integratie, DDRR, dat in Liberia behoorlijk functioneert. Voor meisjes en vrouwen blijkt het echter moeilijker te zijn gebruik te maken van re-integratieprogramma’s dan voor jongens en mannen. Veel vrouwen zijn bang een stigma opgedrukt te krijgen wanneer ze zeggen verkracht te zijn. Redd: „Ik was aanvankelijk ook beschroomd om mijn verhaal te vertellen. Ik dacht dan nooit meer enige kans te maken.”
Proces
De vrouwen blijken het proces tegen Taylor nauwelijks te volgen. „We hebben er iets van gehoord”, zegt Redd. Ballah: „Je moet de consequenties trekken uit je daden, goed of kwaad. Dat moet Taylor dus ook.”
Ze geven echter aan de uitkomst niet van groot belang te vinden. „Zijn veroordeling is voor ons niet het belangrijkste. Op de eerste plaats staat nu hoe we met elkaar een beter Liberia kunnen maken.”
Het blijkt hun algehele houding te zijn. Redd: „Er moet ook een tijd van verzoening zijn.” Ballah: „Ik zie de man die mijn ouders vermoord heeft nog geregeld lopen. Hij werkt voor een niet-gouvernementele organisatie. Ik heb echter geen behoefte hem aan te klagen. Hij kan me mijn vader en moeder toch niet terug geven. Het gaat nu om de toekomst.”
Twee burgeroorlogen
In de periode tussen 1989 en 2003 belandde het West-Afrikaanse land Liberia kort na elkaar tweemaal in een burgeroorlog: de Eerste en de Tweede Liberiaanse Burgeroorlog.
In april 1980 was Samuel Doe na een staatsgreep president van het land geworden. Doe kon nauwelijks schrijven en behoorde tot de kleine stam van de Krahn. Hij gaf veel belangrijke posities aan leden van zijn volk, die echter vaak ook weinig scholing hadden gehad. Het land kwam onder zijn dictatoriale bewind dan ook compleet tot stilstand.
Een zekere Charles Taylor, die economie studeerde in de Verenigde Staten, keerde na de straatgreep terug naar Liberia en bemachtigde bij Doe een baantje als beheerder van de Liberiaanse staatskas. Doe beschuldigde hem er in 1983 echter van 900.000 dollar uit de kas te hebben gestolen, waarop Taylor het land uit vluchtte. Taylor zat enige tijd gevangen in de VS, Ghana en Sierra Leone, maar wist steeds te ontsnappen.
Taylor had zich nu fel tegen Doe gekeerd en beraamde plannen om Liberia binnen te vallen. Hij kreeg daarvoor militaire training in het Libië van Gaddafi. In 1989 viel hij met zijn Nationaal Patriottisch Front van Liberia (NPFL) en met steun van Ivoorkust en Burkina Faso het noorden van Liberia binnen. Zijn rebellenleger trok moordend en plunderend door het land.
Vanaf 1991 raakte Taylor ook betrokken bij een burgeroorlog in het buurland Sierra Leone. Taylor steunde het Revolutionair Verenigd Front, dat de regering van Sierra Leone omver wilde werpen. De burgeroorlog daar zou tot 2002 duren.
Omdat het NPFL en andere rebellengroepen steeds grotere delen van Liberia bezetten, werd de positie van Doe op den duur onhoudbaar. Buurlanden adviseerden hem in ballingschap te gaan, maar Doe weigerde dat. Op 9 september 1990 werd hij op gruwelijke wijze vermoord door aanhangers van Prince Johnson, een oude strijdmakker van Taylor.
Na Doe’s dood eiste zowel Taylor als Johnson het presidentschap op, wat tot hevige gevechten leidde. Ondanks verschillende onderhandelingspogingen duurde de oorlog tot 1996 en werden er in juli 1997 verkiezingen uitgeroepen. Taylor won deze met grote meerderheid van stemmen.
De Tweede Liberiaanse Burgeroorlog ontstond toen de rebellenbeweging Liberianen Verenigd voor Verzoening en Democratie (LURD) in 1999 met steun van Guinee de macht in het noorden overnam. Een andere groep nam in 2003 de macht in het zuiden over, zodat Taylor halverwege 2003 nog maar een derde deel van Liberia bestuurde. Taylor besloot uiteindelijk wel eieren voor zijn geld te kiezen en vertrok in augustus 2003 in ballingschap naar Nigeria. Dit land leverde hem later op verzoek van Liberia uit aan het Sierra Leonetribunaal.
In november 2005 vonden er weer verkiezingen in Liberia plaats, die werden gewonnen door Ellen Johnson-Sirleaf. Zij werd daarmee de eerste vrouwelijke president van Afrika.