Hendrikse en de kerkorde
Van verschillende kanten werd de leiding van de Protestantse Kerk de afgelopen maanden ertoe opgeroepen stelling te nemen tegen de uitlatingen van ds. K. Hendrikse, predikant in Zierikzee en Middelburg, die het bestaan van God ontkent. Gisteravond was er een gesprek tussen de classes Walcheren en Zierikzee en ds. Hendrikse. Mochten er volgende stappen worden genomen, wat kan de kerk dan op grond van de Protestantse Kerkorde (PKO) doen?
OPZICHT: Het opzicht over de verkondiging door predikanten is in de Protestantse Kerkorde geregeld in ordinantie 10. Ordinantie 10-13-1 luidt: „Het opzicht over de verkondiging (…) strekt tot de rechte bediening van het Evangelie en tot wering uit verkondiging en kerkelijk onderricht van datgene wat de fundamenten van de kerk aantast, doordat het de gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift uitsluit en de gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht verbreekt.” In ordinantie 10-13-2 staat dat het opzicht berust „bij de classicale vergaderingen en de generale synode.”GESPREK: Het gisteravond gevoerde gesprek tussen de gezamenlijke classes Walcheren/Zierikzee en ds. Hendrikse is een zogenoemd ”kerkelijk gesprek” op grond van ordinantie 4-15-1. Dit soort gesprekken met predikanten of kerkenraden behoort tot het reguliere werk van de classes. Er is op dit moment dan ook geen sprake van een tuchtprocedure.
VERVOLGSTAPPEN: Mochten de classes naar aanleiding van het met ds. Hendrikse gehouden gesprek beslissen dat er vervolgstappen nodig zijn tegen de predikant, dan zijn er verschillende mogelijkheden. Op grond van ordinantie 3-19 van de PKO kan het breed moderamen van de classis besluiten tot een vrijstelling van werkzaamheden van een predikant. Een besluit daartoe kan pas worden genomen na overleg met het regionale college voor de visitatie.
ONTHEFFING: Op grond van ordinantie 3-20 van de PKO kan het breed moderamen van een classis besluiten tot een ontheffing van werkzaamheden van een predikant. Dit kan als er in een gemeente zulke spanningen zijn „dat de vraag rijst of de predikant deze gemeente nog langer met stichting kan dienen.” Deze maatregel kan het breed moderamen van een classis nemen op verzoek van de predikant, van de kerkenraad of uit eigen beweging. Het kan de maatregel pas nemen nadat het generale college voor ambtsontheffing een oordeel heeft uitgesproken, nadat dit college op zijn beurt weer het regionale college voor de visitatie gehoord heeft. Tegen dit oordeel kan in beroep gegaan worden bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen van de PKN. Mocht het generale college voor de ambtsontheffing van mening zijn dat de betrokken predikant geen enkele gemeente „met stichting” kan dienen, dan kan dit college de predikant ontheffen uit het ambt.
ONDERZOEK: De classicale vergadering (dus niet het breed moderamen) kan op grond van ordinantie 10-14 het regionale college voor de visitatie opdragen een onderzoek naar een predikant in te stellen als de classis vermoedt dat de predikant „zo predikt en leert dat deze de fundamenten van de kerk aantast.” Blijkt uit dat onderzoek dat het vermoeden niet zonder grond is, dan legt de classicale vergadering de zaak voor aan de synode.
SYNODE: Op grond van ordinantie 10-15 neemt de synode de zaak over. Zij komt vervolgens tot een uitspraak, waarnaar de betrokken predikant zich kan voegen. Doet hij dat niet, dan wordt betrokkene door de synode van het ambt ontheven. Mocht de betrokkene later alsnog verklaren het oordeel van de synode te aanvaarden en zich te bewegen „in de weg van het belijden van de kerk”, dan kan de synode de betrokkene weer de bevoegdheid geven xx in het ambt van predikant te staan.