Religie verdwijnt én verschijnt opnieuw
Er is niet alleen sprake van een terugkeer van religie, maar ook van een spréken over religie, stelt het nieuwe ”Handboek religie in Nederland”. Een breed opgezette verkenning van de bonte verscheidenheid van godsdienstig Nederland wordt donderdag in Den Haag gepresenteerd en overhandigd aan minister Hirsch Ballin. Het complexe van ons land: „Religie verdwijnt en verschijnt tegelijkertijd opnieuw.”
Sinds het laatste ”Handboek Godsdienst in Nederland” (1992) is er veel veranderd. Toen verkeerden de religieuze instituties aan het einde van het proces van verzuiling en keek men vanuit de religie naar de samenleving, stellen de inleiders. Nu is de blikrichting omgekeerd en zijn de schrijvers op zoek naar de maatschappelijke grondslag van religieuze ontwikkelingen. „Om religie te begrijpen, moet men haar plaats en haar verwevenheid met de rest van de maatschappij en de cultuur bestuderen.”Drie delen
Het ruim 500 bladzijden tellende boek (Meinema, Zoetermeer) bestaat uit drie delen. Het eerste biedt verkennende analyses van bekende godsdienstwetenschappers Anton van Harskamp, Yme Kuiper, Meerten ter Borg en Erik Sengers.
Van Harskamp en Ter Borg betogen dat er niet zozeer sprake is van terugkeer van religie in het publieke domein, als zou deze weggeweest zijn. Er is meer sprake van een gelijktijdige opleving van secularisatie én religie. Dat maakt het complexe karakter van de Nederlandse situatie uit. Religie verdwijnt en verschijnt tegelijkertijd opnieuw. Religie is vandaag een instrument geworden voor het zoeken naar identiteit en het verwerkelijken van de eigen persoon.
Ter Borg stelt dat we niet van de zogenaamde secularisatiethese (religie en modernisering heten onverenigbaar) zijn verlost, maar we zijn gedwongen haar nader te preciseren en te verfijnen. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is er een antireligieuze stemming en is het „prijsschieten op de godsdienst.”
Het reduceren van de problemen rond de migratiestromen tot religie sloot prachtig aan bij de anti-islamideologieën en paste ook prima in het straatje van hen die namens de verlichting strijd voerden tegen religie. Religie verandert van een kerkreligie als machtsfactor naar een vrijblijvende voor-elk-wat-wilsmentaliteit. „De religie verandert, maar verdwijnt niet. Hetzelfde geldt voor de maatschappelijke relevantie van religie.”
Erik Sengers doet een pleidooi om de nieuwe postmoderne spiritualiteit, die eerder een culturele dan een institutionele trend is, nader te onderzoeken. „Als men het christelijk geloof als referentiepunt neemt, kan gezegd worden dat de religiositeit van de Nederlandse bevolking afneemt. Aan de andere kant wijzen de onderzoeksgegevens op een verschuiving naar een meer vrijere, persoonlijkere, vage, zoekende, postmodernere manier van geloven.”
Hij stelt dat het moeilijk is om het aantal moslims in Nederland precies te schatten. Hij ziet ook een secularisatie onder moslims in Nederland: hoe langer ze in Nederland zijn, hoe hoger opgeleid en hoe meer ze aan het werk zijn, des te minder zijn ze religieus betrokken.
De drie onderzoeksrapporten ”Geloven in het publieke domein” (2006), ”Godsdienstige veranderingen in Nederland” (2006) en ”God in Nederland” (2007), geven volgens Sengers een vrij compleet kwantitatief overzicht van religie in Nederland, maar de zwakte ervan is dat het geen inzicht geeft in de geloofsbeleving van de respondenten en geen antwoord biedt op de vraag hoe de toekomst eruit zal zien. Omdat we niet weten of en zo ja welke religieuze organisaties in staat blijken om de religiositeit van grote groepen aan te spreken, kan de religieuze kaart er plotseling heel anders uit gaan zien, aldus Sengers.
Religies in kaart
Het tweede deel van het boek brengt de religies in Nederland in kaart, zoals christendom (onderverdeeld in katholicisme, protestantisme, evangelische beweging, migrantenkerken, etc.), islam, hindoeïsme en new age. Ook humanisme en atheïsme vinden merkwaardig genoeg een plaats in dit tweede deel. Kenmerkend voor deze tijd is, aldus de inleiders, dat nu naar religie wordt gekeken vanuit een veelheid van disciplines en gezichtspunten.
Hijme Stoffels stelt vast dat in het protestantse volksdeel onmiskenbaar tendensen van evangelicalisering zich aftekenen, zonder dat er sprake van is dat deze een overheersende plaats krijgen. Miranda Klaver wijst in dat kader op interkerkelijke netwerkorganisaties als de Alpha-cursus, Willow Creek en New Wine. De grote evangelicale kerken ontwikkelen zich volgens haar in de richting van ’servicecentra’ voor verschillende doelgroepen op de religieuze markt. Vooral in de grote steden zijn veel nieuwe initiatieven te zien. De verwachting voor groei van de evangelicale beweging in de toekomst is ook volgens haar echter bescheiden.
Het aantal leden van migrantenkerken (oftewel niet-westerse allochtonen) bedraagt naar schatting 842.000, zo stellen Jorge E. Castillo Guerra en Moniek Steggerda. Het is volgens hen te verwachten dat hun aantal de komende jaren toeneemt. Een belangrijke vraag voor de toekomst is in hoeverre de kerkelijke participatie van allochtone christenen een instrument kan zijn bij een succesvolle integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving. „Juist om die laatste reden is er vanuit politiek Den Haag de laatste tijd meer belangstelling voor deze groep.”
Volgens John van Schaik kunnen voorgangers in de traditionele kerken nog maar slecht uit de voeten met het esoterisch christendom, zo schrijft hij in een bijdrage over deze groep. Universiteiten laten dit onderwerp liggen in het curriculum. Toch neemt de belangstelling voor deze gnostische wijsheidsleer toen binnen het traditionele christendom. „Gelovigen verlaten de kerk niet, maar proberen de nieuwe kennis te integreren in het traditionele geloof.”
Samenleving
Het derde deel volgt religie in het maatschappelijke debat, zoals op het gebied van politiek, onderwijs, gezondheidszorg, recht, economie, media, de relatie tussen religie en conflict, geloof en wetenschap. Ook daar is een bijzondere ontwikkeling te signaleren. Onderwijs, wetenschap en gezondheidszorg hebben de religie in het defensief gedrongen, evenals de welvaart en de vrouwenemancipatie. „Lang hebben deskundigen gedacht dat dit de doodsteek voor de religie zou zijn. Nu beginnen zij in te zien dat niet het geval is. Het is een van de boeiendste fenomenen van deze tijd: de manier waarop religie haar plaats te midden van de instituties herneemt.”
Over religie zijn we dus voorlopig niet uitgepraat, na dit uitvoerige werk. De opleving van religie roept echter ook altijd een tegenreactie op, zoals we recent zagen in de toch wel gefrustreerde reactie van prof. Kuitert op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ”Geloven in het publieke domein”. Paul Cliteur voert in het nu verschenen handboek een pleidooi voor een gemeenschappelijke morele taal van burgers die ontdaan is van elke religieuze achtergrond. „De herleving van een zelfbewust theïsme brengt ook altijd de herleving van een even zelfbewust atheïsme mee.” De feiten onderstrepen zijn bewering. Ook over de botsing tussen religieuze en niet-religieuze standpunten zijn we voorlopig niet uitgepraat.
„Religie los van dogma en kerk”
Religie is bevrijd van het keurslijf van dogma en kerk, stellen de Franse denkers Luc Ferry en Marcel Gauchet. Daarmee kan volgens hen de ervaring nu eindelijk „in pure vorm” tot haar recht komen. Hun opvattingen maken deel uit van het boek ”Het religieuze na de religie” (Ten Have, Kampen), dat recent onder redactie van Woei Lien Chong en André van der Braak is gepresenteerd.
„Ook binnen de filosofie lijkt er sprake van een ”religious turn””, aldus de schrijvers. Onder het motto ”filosoferen over ervaring en geloof” geven prominente denkers in Nederland, zoals Herman Berger, Jan Bor, André van der Braak, Ilse N. Bulhof, Woei Lien Chong, Nico Tydeman, Henny van der Veere en Gerard Visser hun visie op religie.
Religie en filosofie willen volgens hen vooral het mysterie, dat oneindig is, openlaten. De bijdragen in de bundel zijn, hoe verschillend ook, „allemaal verkenningstochten naar de mogelijkheden om te ontkomen aan de bepalingen die de huidige mens door de moderne wetenschap en economie worden opgelegd.”