Kerk & religie

Ouderling miskend in waardigheid

Vaak zijn ontwikkelingen in de kerken een weerspiegeling van wat zich in de samenleving voltrekt. Dat is vandaag zo en dat was vroeger niet anders. Aan het einde van de achttiende eeuw manifesteerde zich dat op bijzondere wijze in de Haagse hervormde gemeente. De rust in kerk en samenleving die kenmerkend was geweest voor een groot deel van deze eeuw, maakte aan het eind ervan plaats voor ontevredenheid, behoefte aan heroriëntering op rechten en plichten, gelijkgerechtigheid en machtsverhoudingen.

D. Koole
20 November 2008 08:31Gewijzigd op 14 November 2020 06:45
Het ”Gezelschap der Broederen Ouderlingen” kwam jaarlijks bijeen voor een diner in De Nieuwe Doelen in Den Haag. Foto RD
Het ”Gezelschap der Broederen Ouderlingen” kwam jaarlijks bijeen voor een diner in De Nieuwe Doelen in Den Haag. Foto RD

Oude tradities werden discutabel en raakten in verval. Dat ging de kerken, en in het bijzonder de Haagse hervormde gemeente, niet voorbij. Het virus van de zelfbewustwording stak ook de ouderlingen van deze gemeente aan. Men wilde onder het knellende juk van de alleenheerschappij van de predikanten uit.Tussen dominee en dominant stond voor de eerwaarde broeders een gelijkteken. Aan de beleidsvorming kwamen de ouderlingen nauwelijks te pas. Zaken van enig aanbelang werden bedisseld door de predikanten in hun „ministerie.” De ouderlingen werden geacht in de kerkenraadsvergaderingen te fiatteren wat de „ouderlingen met bijzondere opdracht” in hun ministerie hadden bedacht. Ruimte voor discussie daarover was er in de reguliere kerkenraadsvergadering kennelijk niet of nauwelijks.

Daarbij voegde zich dat de predikanten het tot hun recht rekenden en bij hun status passend vonden om de kerken bij officiële gelegenheden te vertegenwoordigen, wat vooral de ouderlingen met een nogal elitaire instelling bijzonder stak.

”Broederen Ouderlingen”
Dat leidde begin 1787 ertoe dat de ouderlingen zich uit misnoegdheid over de miskenning van hun kundigheid en bevoegdheden afzonderlijk organiseerden in het ”Gezelschap der Broederen Ouderlingen”. En gangbaar werd de samenkomsten van het gezelschap te duiden met „vergaderingen van de ouderlingen”, waarvan de handelingen in uitvoerige notulen werden vastgelegd. Al het besprokene werd tot in details vastgelegd. Naast de reguliere kerkenraad was er dus het gezelschap van de ouderlingen.

De Haagse kerkenraad telde negen predikanten en twaalf ouderlingen. Van de laatsten waren er drie die verschillende overheidsinstanties vertegenwoordigden en vrijgesteld waren van ambtelijke bezigheden en verplichtingen. Kerk en staat waren in Den Haag nauw verweven. Het was de tijd waarin Den Haag prins Willem V weer terugzag.

Reglement
Ten minste één keer per maand kwam het gezelschap van de ouderlingen bij elkaar, beurtelings bij een van de broeders thuis. Tijdstip van aanvang was steevast 19.00 uur. Op te laat komen stond een boete van 3 stuivers. Was men om halfacht nog niet present, dan verdubbelde zich de boete. Wie verstek liet gaan zonder verontschuldiging vooraf moest 11 stuivers neertellen.

De gastheer-voorzitter diende ook op zijn tellen te passen. Klokslag elf uur diende hij aan te geven dat men moest opstappen. Liet hij het na, dan kostte hem dat 12 stuivers. Bij al wat aan geestelijks over de tafel ging, werd er ook voor gezorgd dat er iets „vleselijks” op tafel kwam. Het reglement schreef voor dat elke gastheer voor 21.00 uur diende te zorgen voor een maaltijd, bestaande uit brood, kaas, worst of gerookt vlees. Niet meer, maar ook niet minder. Op een maaltijd van mindere kwaliteit stond een boete van 30 stuivers.

De jongste broeder ouderling was met het innen en administreren van de boetes belast en voor het rondbrengen van de convocaties had men tegen een honorarium van 1 gulden per maand de „kerkendienaar” Van Campen ingehuurd. Toen deze 82-jarige dienaar vanwege toenemende beperkingen van de ouderdom verhoging van de vergoeding vroeg, werd dat door sommige ouderlingen als een onbeschaamd verzoek aangemerkt.

Als ”krankenbezoeker” genoot Van Campen altijd nog een salaris van 300 gulden per jaar. Met een zuinig beleid moest hij daarvan rond kunnen komen, was het oordeel van de ouderlingen. Na ampele discussie werd toch besloten de maandelijkse vergoeding voor het rondbrengen van de convocaties te verhogen tot 1,50 gulden. Per maand.

Gezelligheid
Uit de ”Haagse Hervormde Historiën” valt af te leiden dat het door de ouderlingen in het leven geroepen instituut meer het gezelligheidselement nastreefde dan discussie over algemeen kerkelijke en specifiek geestelijke zaken. En als het al eens om algemeen kerkelijke zaken ging, betrof het dikwijls misnoegdheid bij de ouderlingen over de miskenning van hun waardigheid door de predikanten, die bij de vertegenwoordiging bij vorstelijke feesten en plechtigheden nalieten hun ouderlingen in te schakelen.

De broeders ouderlingen waren al erg in hun elitaire gevoelens gekwetst toen bleek dat niet alleen predikanten naar prins Willem V en prinses Loulou waren gegaan om hen geluk te wensen met hun voorgenomen huwelijk, maar dat ook enkele diakenen er hun opwachting hadden gemaakt. Van gelijkwaardigheid van de ambten was toen nog geen sprake. Het tekort aan erkenning naar buiten werd echter rijkelijk gecompenseerd door de gezelligheid binnen het gezelschap.

In 1834 vierde men een zeldzaam jubileum in eigen kring. De oudste broeder, P. van Santen, had als ouderling 25 jaar vol gemaakt. Ter gelegenheid van het jaarlijkse diner in De Nieuwe Doelen (men deed niet minder) ontving de jubilaris een gouden penning in een ivoren doos, plus een diploma in een groene marokijnen portefeuille.

Onder de indruk van dit gebaar bood de jubilaris zijn medebroeders in hetzelfde etablissement een diner aan. Bij het dessert hield hij een toespraak, waarna hij „een bokaal met den Edelste wijn gevuld deed rondgaan, waaruit hijzelve en vervolgens alle de broeders met eene teug de bestaande Vriendschapsband en Broederlijke eensgezindheid plegtig bevestigde.”

De gastheer droeg daarna een gedicht voor, dat elke aanwezige eveneens in een groene marokijnen portefeuille mee naar huis kreeg. Niet dan nadat Psalm 133 was gezongen. Predikanten waren er niet bij en vrouwen werden geacht de bijeenkomsten van hun eerwaarde echtgenoten te mijden. Toen een van de broeders (voor het eerst of opnieuw) in het huwelijk trad, verscheen de bruid ter kennismaking voor een kort moment in de vergadering van het gezelschap. Maar nadat zij was ’getoond’, werd ze geacht de broeders weer onder elkaar te laten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer