Schriftgebruik in de politiek
Het is al eerder gesignaleerd dat ook politici soms een verrassend grote bijbelkennis aan de dag leggen. Of ze altijd op gepaste wijze de Schrift erbij halen, is natuurlijk een andere vraag. Je zou ook wensen dat ze vaker naar de inhoud zouden verwijzen. Maar als verschijnsel is het onmiskenbaar aanwezig.
Met de bijbelkennis onder de jeugd is het volgens een recent onderzoek van het Amsterdamse bureau Motivaction minder droevig gesteld dan algemeen wordt gedacht. Zo blijken jongeren moeiteloos een afbeelding van de Ark van Noach te herkennen en weten ze ook bijna allemaal dat het gezegde ”wie zonder zonde is, werpe de eerste steen” uit de Bijbel komt.
Het is al eerder gesignaleerd dat ook politici soms een verrassend grote bijbelkennis aan de dag leggen. Of ze altijd op gepaste wijze de Schrift erbij halen, is natuurlijk een andere vraag. Je zou ook wensen dat ze vaker naar de inhoud zouden verwijzen. Maar als verschijnsel is het onmiskenbaar aanwezig.
Neem nu de toespraak van Thom de Graaf op het recente congres van D66. Over zijn VVD-collega Zalm, die paars de bons gaf, zei de leider van deze antigodsdienstige partij: „Je hoort de haan zachtjes kraaien als Zalm spreekt.”
Om hem een Judas te noemen, vond De Graaf te ver gaan, hoewel dat volgens de Volkskrant wel in de oorspronkelijke tekst stond. „De haan kraait drie keer”, zou er zelfs in gestaan hebben. Volgens de Volkskrant was dat een verwijzing naar Judas. Die vergissing zullen we maar door de vingers zien, maar dat er in het desbetreffende schriftgedeelte sprake is van een verloochening, was goed gezien.
Zijn toespraak leverde De Graaf een daverend applaus op. In dezelfde sfeer blijvend, sloot hij af met de woorden: „Gaat heen en vermenigvuldig u.” Of die aansporing werd begrepen, is zeer de vraag, maar om op die manier de aanhang van je zieltogende partijtje uit te willen breiden, slaat natuurlijk nergens op.
Schriftgebruik (II)
Van iemand die gepokt en gemazeld is in het wereldje van de gereformeerde jeugdverenigingen, wekt het geen verbazing dat hij zijn taalgebruik ontleent aan de Schrift. We doelen op premier Balkenende, die vorige week nieuwe economische tegenvallers moest aankondigen.
Zeer toepasselijk greep de premier terug op de situatie in Egypte ten tijde van Jozef. De zeven vette jaren waren voorbij, zeven magere jaren staan volgens hem voor de deur. Omdat het vorige kabinet de les van Jozef niet heeft opgepikt, ontbreken reserves om de slechte periode door te komen. „De schuren zijn leeg”, zo voegde de minister-president er veelzeggend aan toe.
Wat voor Balkenende geldt, geldt in niet minder mate voor minister Donner van Justitie. Ook hij is geen vreemdeling in Jeruzalem. Vandaar zijn adequate reactie op een vraag over het tanende vertrouwen in de overheid afgelopen dinsdag tijdens een toespraak voor CDA’ers in Zwijndrecht.
Of het niet alarmerend was, dat afnemende vertrouwen in de overheid, wilde een vrouwelijke aanwezige weten. Dat kon de bewindsman niet ontkennen. Maar hij wilde tegelijk waarschuwen voor een al te groot vertrouwen in diezelfde overheid. „U weet”, zei hij terwijl er heel even een glimlach op zijn gezicht verscheen, „dat het niet verstandig is ons vertrouwen op prinsen te stellen?” De zaal voelde aankomen hoe het verder zou gaan. „Daarvan zingen we immers”, zo vervolgde Donner, „dat we daar geen heil bij zullen vinden.” De aanwezigen, veelal van middelbare leeftijd, reageerden met grote instemming.
JvK
Laakbaar gedrag (I)
Het citeren van de Bijbel in een politieke context bergt zeker gevaren in zich. Worden de teksten niet geciteerd door mensen die de Schrift hoogachten, dan sluipt al gauw een toon van licht spot in: het bijbelcitaat als zogenaamd humoristische zinsnede. Juist in een samenleving waarin veel mensen wel gereformeerde of rooms-katholieke wortels hebben, maar van de kern van het christelijk geloof zijn losgegroeid, ligt dat gevaar op de loer. Maar bewijs maar eens dat iemand een bijbeltekst spottend heeft bedoeld!
Dat laatste ligt natuurlijk anders bij vloeken of grof taalgebruik. Ook dat komt helaas in het parlement voor. Vorige week was het weer eens raak in de betogen van PvdA-kamerlid Duivesteijn tijdens het debat over de begroting van VROM. Het ging weliswaar niet om vloeken, maar wel degelijk om een ijdel gebruik van de naam van God. SGP-kamerlid Van der Staaij werd het op zeker moment te gortig. „Voorzitter, ik maak er bezwaar tegen dat Gods naam op deze wijze wordt aangehaald in dit debat.”
Kamervoorzitter Weisglas gaf hem groot gelijk. „Ik onderschrijf dat en aldus komt het op deze manier in de Handelingen.”
Laakbaar gedrag (II)
Weisglas doet het trouwens sowieso goed als het gaat om het bewaken van correct gedrag in het parlement. Zaterdagmorgen haalde hij in het radioprogramma Tros Kamerbreed fel uit naar minister Nawijn van Vreemdelingenbeleid en Integratie, die in een interview in Nieuwe Revue kamerleden „naar de Stille Zuidzee” wenste. Ongehoord! aldus Weisglas.
Bijzonder kwaad werd de kamervoorzitter vorige week ook op het ChristenUnie-kamerlid Van Dijke. Had Van Dijke tijdens het debat over de landbouwbegroting vanuit zijn bankje al enkele telefoontjes gepleegd, het dieptepunt bereikte hij toen zijn gsm afging op het moment dat hij op het spreekgestoelte een motie voorlas.
Weisglas ontplofte. „Dit is toch wel extreem. Ik heb zo vaak gezegd dat mobiele telefoons in de zaal uit moeten staan. Ik stel dit niet op prijs.”
Van Dijke sputterde nog wat tegen: „Voorzitter, ik laat mijn telefoon niet zelf overgaan. Dat doet een ander.”
Maar Weisglas bleef onverbiddelijk: „Is het soms ook iemand anders geweest die uw gsm heeft aangezet? Kom nou!”
AdJ