Opinie

Sinterklaas (III)

Ter onderbouwing van zijn pleidooi tegen sinterklaasviering verwijst R. A. Steenbergen (RD 14-11) naar Wodan, demonen, een bedwongen duivel, katholieke heiligenverering en heidense en roomse feesten. Verder worden in dat artikel Luther en Wittewrongel aangehaald als belangrijke figuren die tegen de viering van dit feest waren. Er wordt gesuggereerd dat het onvruchtbare werken der duisternis zijn, dat het grof bijgeloof is, afgoderij en schadelijk vergif.

19 November 2008 10:04Gewijzigd op 14 November 2020 06:45

Ik mis bij de scribent echter de broodnodige nuchterheid. Hij heeft zich volledig vastgebeten in vroeger. We leven echter inmiddels vele eeuwen later. Veel zaken hebben inmiddels hun oorspronkelijke betekenis hebben verloren doordat men door de jaren heen heel anders met deze zaken is gaan omgaan. Het kan dus best zijn dat oorspronkelijk en zo’n duizend jaar geleden het hele sinterklaasgebeuren niet zo sympathiek was en zelfs op goddeloze manier werd gevierd. Wittewrongel vervolgens leefde tijdens de 80-jarige oorlog. Dat was de tijd van de Reformatie en toen hadden we een nogal andere verhouding tot de rooms-katholieken dan nu. Wij leven nu in 2008 en sinterklaas is inmiddels een gezellig, feestelijk familiegebeuren geworden, dat heel gepast, met veelal leuke gedichten erbij, ook door refo’s in alle deugd in huiselijke kring wordt gevierd. De bewering in het algemeen dat kinderen sinterklaas met God gaan verwisselen, verwijs ik op grond van eigen ervaring naar het land der fabelen. Van de geschiedenis moeten we leren, maar als zaken inmiddels een andere betekenis hebben gekregen, kan daar met wat relativeringsvermogen op dit moment op een andere manier invulling aan worden gegeven.W. P. Hak

Rondo 80

2925 AE Krimpen a/d IJssel

Sinterklaas (IV)
Naar aanleiding van persoonlijke verontrusting doet de heer R. A. Steenbergen in RD 14-11 een welgemeende oproep om het sinterklaasfeest niet te vieren. Ik neem aan dat het artikel vanuit een goede intentie is geschreven. Dat neemt niet weg dat de oproep op mij een twijfelachtige indruk maakt. Allereerst komt dat door het eenzijdig citeren. Het lijkt daardoor of de schrijver geen breed onderzoek gepleegd heeft alvorens het artikel te schrijven. Ten tweede worden er nauwelijks Bijbelse argumenten aangehaald, terwijl ik aanneem dat dit voor hem en mij de oorsprong van alle redenatie is. Ten derde is de situatie waarin Petrus Wittewrongel zijn boek heeft geschreven niet zomaar te vergelijken met heden. De relatie tussen roomsen en de gereformeerden was in de 17e eeuw totaal anders. Als laatste lijkt het mij belangrijk dat we niet verbitterd raken om deze middelmatige zaak. Eenieder zij getrouw met zijn eigen ziel.

L. Stoter

Oude Strang 5

8266 JL Kampen

Vogelaar
Fractieleider Halsema (GL) noemde het „beschamend” hoe de PvdA-top zijn eigen minister Vogelaar ten val heeft gebracht (RD 14-11). In ons ongeschreven staatsrecht geldt als belangrijke stelregel dat een minister waaromtrent (de meerderheid van de) Tweede Kamer geen vertrouwen (meer) heeft, dient heen te gaan, tenzij de regering zou besluiten de Kamer te ontbinden. Het specifieke van ons parlementaire stelsel is dat de uiterste sanctie op de ministeriële verantwoordelijkheid wordt gevormd door de vertrouwensregel. Nu is het niet de bevoegdheid c.q. de taak van de partijleiding om te beoordelen of een minister die tot die partij behoort, nog het vertrouwen geniet. Trouwens, de reguliere parlementaire procedure is ook een betere waarborg dat het opzeggen van het vertrouwen niet lichtvaardig geschiedt. Bovendien zijn ministers raadslieden en dienaren van de Kroon: hoe dichter bij de Kroon, hoe minder partijman/-vrouw. De Tweede Kamer heeft dus te beoordelen of een minister haar vertrouwen heeft verloren. Als de PvdA-fractie vond dat Vogelaar niet langer als minister kon worden gehandhaafd, had zij een debat met de minister moeten aanvragen. Als de PvdA aan het einde van het Kamerdebat had geconcludeerd dat het vertrouwen in de minister diende te worden opgezegd, had zij een motie kunnen indienen. Aanvaarding zou Vogelaar nopen tot aftreden. Maar zelfs wanneer zo’n motie zou zijn verworpen, had Vogelaar toch aanleiding kunnen vinden om af te treden, namelijk wanneer de gehele PvdA voor de motie zou hebben gestemd. Denk aan de in 1951 ingediende motie-Oud over het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea, die volgens de indiener het karakter droeg van een motie van wantrouwen. Minister Stikker van Buitenlandse Zaken verklaarde gevolgen te zullen verbinden aan de steun van de VVD-fractie aan de motie. De motie werd evenwel verworpen.

Drs. F. A. J. Th. Kalberg

Baron van Ghentlaan 28

2253 TL Voorschoten

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer