Vast en zeker
„En die dienstknecht welke geweten heeft den wil zijns heren, en zich niet bereid heeft…”
Lukas 12 :47Het was Petrus die vroeg: Heere, zegt Gij deze gelijkenis tot ons of ook tot allen? Op deze vraag antwoordde Jezus dat Hij Zijn discipelen in het bijzonder bedoelde, maar ook de schare. Want Jezus wist wie Hem van eeuwigheid door de Vader gegeven zijn. Zij waren Hem gegeven tot een eigendom, onder voorwaarde dat Hij Zijn ziel voor een schuldoffer zou stellen.
Voor deze heeft Hij dan ook Zijn ziel tot een rantsoen gegeven. Hij trekt ze uit de macht van de duisternis en brengt ze als in Zijn dienst over. Hij maakt de roeping der genade aan hen krachtig. Zij nemen Hem dan door het geloof tot Heiland, zo ook tot Heere aan, buigen de knieën in Zijn naam en zweren Hem met de tong gehoorzaamheid. Elk zo’n dienstknecht is een waar dienstknecht van Hem, in de geest van het gemoed aan Hem verbonden.
Kan op zo’n dienstknecht passen waar hier van gesproken wordt, namelijk het weten van de wil van zijn heer en die niet doen en dan eenmaal de straf wegdragen? Nee toch, van allen die de Vader Jezus gegeven heeft en van allen die Hij met Zijn bloed gekocht heeft, kan Hij er niet één verliezen. Want door zo velen die van Hem zijn, zal Hij ook verheerlijkt worden. Deze dienstknecht in de tekst is niet zozeer genomen naar het innerlijke, maar meer naar het uiterlijke.
F. de Bruin,predikant te Amsterdam
(”Leer uit Jezus’ mond”, 1765)