Doe niet mee aan sinterklaasfeest
In veel gemeenten komt sinterklaas vrijdag aan. R. A. Steenbergen roept de gereformeerde gezindte op niet aan het feest mee te doen vanwege het heidense en roomse karakter ervan. Hij citeert uitgebreid uit een boek van Petrus Wittewrongel.
Eind oktober hield het RD een kleine peiling onder zijn lezers over tradities. De uitkomst was triest: het sinterklaasfeest scoort hoog bij de deelnemers. Dit puur roomse feest lijkt weer geheel ingeburgerd in de gereformeerde gezindte.Dat is treurig, want wie diverse bronnen nakijkt op Sint-Nicolaas en het naar hem genoemde feest, komt onder meer de volgende dingen tegen. Ten eerste: er lopen parallellen naar de god Wodan, die ook op een schimmel rijdt. Twee: zwartepiet was oorspronkelijk een demon die door de heilige gedwongen werd goede daden te verrichten. In christelijk perspectief is zwartepiet de bedwongen duivel, plaatsvervanger van de overwonnen Wodan.
En als derde: het sinterklaasfeest heeft lang moeten opboksen tegen protestantse bezwaren, met name met betrekking tot de katholieke heiligenverering. Begin 17e eeuw werd het feest in sommige steden verboden, evenals het schoenzetten. Ook Luther verzette zich ertegen.
Velen houden zich tegenwoordig aan een kerkelijk jaar, maar ook aan een interkerkelijk ofwel multicultureel jaar. Op 14 februari bijvoorbeeld wordt de -eveneens roomse- Valentijnsdag gevierd, op 31 oktober herdenkt de gereformeerde gezindte de hervorming en begin december viert ze sinterklaas; alsof zij niet hervormd of gereformeerd is. Eind december volgt dan het gedenken van Christus’ geboorte. En zo zweeft de gereformeerde gezindte tussen twee godsdiensten.
Tussen sinterklaas en een pakjesavond op een andere datum wil ik geen onderscheid maken. Een pakjesavond is net zo goed een sinterklaasviering. Als iemand op woensdag jarig is en hij houdt het pas vrijdag, dan is het evengoed de verjaardagsviering. Zo ook met pakjesavond op een andere datum.
Een ander argument tegen het feest is dat het toneelspel is. Iets wat eeuwenlang is veroordeeld.
Wittewrongel
Het was mij niet bekend dat oudvaders uitgebreid aandacht aan het feest hebben gegeven. Het was daarom een verassing wat ik onlangs las in het boek ”Christelicke Huys-houdinghe” van Petrus Wittewrongel (1609-1662). Hij schrijft maar liefst twintig pagina’s over de diverse roomse feesten, waarin hij in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwt tegen het sinterklaasfeest.
Wittewrongel noemt de Sint-Nicolaasavonden „een superstitieus (bijgelovig, RAS) en afgodisch werk” dat „tot blaam van onze Reformatie gehouden wordt.”
Wittewrongel schrijft over de fabel dat er drie dochters waren die zich wegens armoede tot hoererij begaven, en dat Sint-Nicolaas bij hen drie stukken goud door de schoorsteen zou hebben laten vallen. „Daarom heeft dit lieve feest van St. Nicolaas in het Pausdom zijn oorsprong, omdat ouders hun kinderen (om hen alzo van jongs af tot de superstitie en afgoderij te gewennen) onderwezen hebben hun schoenen ook in de schouw te hangen, zodat St. Nicolaas iets goeds daarin mocht gooien. En daarom is dit ook één van die paapse hoogten, die de naam van afgod op zijn voorhoofd heeft.” Wittewrongel schrijft dat hij „alle Gereformeerde Christenen, graag wil afschrikken” eraan mee te doen.
Op het vieren van het sinterklaasfeest kan geen zegen rusten, zegt de theoloog. „Wie ziet niet dat de vruchten van de Sint-Nicolaasavonden onvruchtbare werken der duisternis zijn? Wie dit niet kan begrijpen, leeft nog in de duisternis. Zal men van zo’n heilige zoveel werk maken? Zal men tot zijn eer een feest vieren? Zal men voor zijn jonge kinderen Sint-Nicolaasgoed kopen, om hun al van hun tere jeugd met zulk grof bijgeloof en afgoderij te bezoedelen?”
Wittewrongel spreekt de ouders ernstig aan. „Wat dunkt u, christelijke huisvaders en huismoeders, hebben wij uit al het voorgaande niet grote reden om u voor zulk kwaad, en zo schadelijk vergif te waarschuwen?”
Sommige mensen zeggen dat dit „maar beuzelingen zijn”, zegt de predikant, en „dat het de pijn niet waard is dat de predikanten er zoveel werk van maken. Is het maar zo’n kleine beuzeling in uw ogen? Waarom wilt u dan zo ernstig daarvoor strijden, en tegen alle vermaningen van Gods dienaren in zulke beuzeling aan de hand houden? Een ander zal zeggen: Men moet niet zo precies reformeren. Maar kan men het vlees wel te nauwe palen zetten? Moeten wij niet voorzichtig en precies wandelen (Efeze 5:15)?”
Feestdagen die niet door God zijn ingesteld zouden christenen niet moeten vieren, zegt Wittewrongel. „Wij mogen met zulke onvruchtbare werken der duisternis geen gemeenschap hebben. Het zou ons veeleer passen dezelve in onze families met wortel en tak uit te roeien.”
Oude leraren
Wittewrongel wijst op veel theologen die hem voorgingen met waarschuwen tegen heidense feesten. „Als wij eens terdege kennis wilden nemen hoe ijverig de oude leraren Tertullianus, Chrysostomos, Nazianzenus, Epifanius, wel geweest zijn om in hun tijd de overblijfselen van heidense feestdagen te berispen. Hoe zij die als een pest en schadelijk vergif door alle middelen hebben zoeken uit te roeien”, dan zouden we niet aan de feesten meedoen, stelt de predikant.
Wittewrongel besluit met een ernstige oproep. „Wij willen alle christelijke huisvaders en huismoeders, in de Naam van Jezus Christus, ernstig vermanen, bidden en smeken al deze overgebleven paapse feesten en al hetgeen hetwelk van de oude zuurdesem nog overig is uit het midden van hun huisgezinnen te willen wegnemen. Geliefde christenen, wat een schande is het voor ons, en voor de Reformatie, en voor die God voor Wie wij dagelijks onze knieën buigen, dat wij aan deze paapse feesten zo vast blijven houden.”
Het is voor Wittewrongel ook een schande dat „van de antichrist dít bittere verwijt dikmaals moeten horen, dat de Gereformeerden wél vijand zijn van hun vastendagen, maar zeer genegen en gewillig zijn om hun brasdagen te onderhouden. Laat ons, geliefde christenen, de stroom van zonden en gruwelen, die op zulke tijden heel het land willen overstromen, bijtijds proberen te stoppen, opdat de maat derzelve niet vol worde”, schrijft Wittewrongel. Daar hoeven wij niets aan toe te voegen, maar ook niets tegen in te brengen.
De auteur woont in ’s-Gravendeel.