Triosynode trekt quotum gelijk
Met ingang van 1 januari 2004 gaan alle gemeenten binnen de Samen op Weg-kerken eenzelfde percentage van hun inkomsten afdragen voor het bovenplaatselijke kerkenwerk. De precieze hoogte is nog niet bekend, maar komt waarschijnlijk uit tussen de 4 en de 4,5 procent.
De triosynode besloot hiertoe donderdag met tien stemmen tegen. Naast dit zogeheten kerkrentmeesterlijk quotum komt er ook een diaconaal quotum voor het landelijke en het regionale diaconale kerkenwerk volgens hetzelfde principe. Het percentage hiervan gaat rond de 7 bedragen. Bij de diaconale heffing wordt ook een afdracht van 1,85 euro per belijdend lid verschuldigd. In beide gevallen blijven voor de heffing alle zogenoemde doorzendcollecten, die niet voor het plaatselijke kerkenwerk zijn, inkomsten uit begraafplaatsen, subsidies en nalatenschappen buiten beschouwing.
Verder komt er met ingang van 1 januari 2004 een solidariteitskas. Hervormd bezien is dat de opvolger van de generale kas. Voor gereformeerde kerken en lutherse gemeenten is de heffing, die 5 euro per belijdend lid gaat bedragen, nieuw. Gemeenten mogen 5 euro meer vragen. Deze extra opbrengst komt ten goede aan het plaatselijke kerkenwerk. Schrijft een gemeente de meerderjarige doopleden ook aan, dan mag het volledige bedrag van 10 euro in de gemeente blijven.
In mei boog de triosynode zich ook al over de quotumvoorstellen. Ze nam toen echter geen besluit. Er was te veel onduidelijk en er bleken voor veel individuele gemeenten grote verschillen te ontstaan in vergelijking met wat ze nu afdragen. Nu de regeling inmiddels is bijgeschaafd, blijkt dit laatste probleem niet te zijn opgelost. Er zijn gemeenten die met een verhoging van bijvoorbeeld 35.000 euro per jaar te maken krijgen.
Daarom is besloten stijgingen en dalingen gefaseerd over vijf jaar te laten verlopen. Omdat de synode deze tegemoetkoming nog onvoldoende vond, duurt de overgangsperiode bij een stijging van meer dan 50 procent tien jaar.
Een voorstel van de hervormde ouderling M. Burggraaf (Ede) om een maximale verhoging per gemeente van 3000 euro vast te stellen, haalde het niet. Er waren zestig synodeleden voor. Ds. W. van den Brink (hervormd, classis Nijmegen) wilde een maximumpercentage voor de verhoging vaststellen. Ook dit plan kreeg met achttien stemmen onvoldoende steun.
Diaken J. van de Mheen (gereformeerd, Apeldoorn) vroeg bijzondere aandacht voor kleine gemeenten met een hoge quotumdruk per gemeentelid. Zijn voorstel om in dergelijke gemeenten bijvoorbeeld een maximum te stellen aan het quotumbedrag per gemeentelid nam de synode, met 93 stemmen voor, over.
Ouderling H. Hoogenhout (gereformeerd, classis Breukelen) sprak de vrees uit dat de lastenverzwaring in sommige kleine gemeenten kan leiden tot het verlies van de enige predikantsplaats. Ds. W. Meijer (hervormd, classis Nijkerk) denkt dat het nieuwe systeem ook in grote meelevende gemeenten ten koste kan gaan van het plaatselijke kerkenwerk. „Dat zijn vaak gemeenten met veel activiteiten, die allemaal om financiën vragen.”
Ds. J. L. Schreuders (hervormd, classis Bommel) pleitte ervoor de heffing op inkomsten uit onroerend goed dubbel zo hoog te laten zijn als op levend geld (collecten en vrijwillige bijdragen). „Anders worden gemeenten met weinig kerkelijke betrokkenheid beloond en gemeenten met veel gevenden gestraft.”
Het is de bedoeling dat de totaalopbrengst vanuit alle gemeenten samen niet hoger wordt. Alleen de manier van berekenen wijzigt. Op deze manier kan er een regeling komen die voor alle gemeenten hetzelfde is. Momenteel kennen de drie afzonderlijke kerken gezamenlijk negen soorten afdrachten.