Longpatiënten vangen weer bot bij rechter
Minister Borst van Volksgezondheid hoeft op korte termijn geen groter aantal longtransplantaties mogelijk te maken. Het gerechtshof in Den Haag wees donderdag in hoger beroep opnieuw een eis af van longpatiënten om de capaciteit voor deze operaties te vergroten. In juni had de rechtbank in Den Haag dat ook al gedaan.
Drie patiënten hadden de staat aangeklaagd, omdat zij al vele maanden op een wachtlijst voor een transplantatie staan. Twee anderen trokken zich terug, omdat zij inmiddels een transplantatie hadden ondergaan. Inmiddels heeft een derde ook een nieuwe long gekregen sinds de zitting begin november.
De patiënten houden de staat verantwoordelijk voor de geringe mogelijkheden voor longtransplantaties. Momenteel voeren drie academische ziekenhuizen die uit: het Academisch Ziekenhuis Groningen (AZG) en het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) in een samenwerkingsverband met het Academisch Ziekenhuis Rotterdam (AZR).
De Groningse advocaat mr. A. Wijnberg verzocht namens de patiënten en zeven patiëntenverenigingen dat alle academische ziekenhuizen dit zouden gaan doen. Zij voerden aan dat een uitbreiding nodig en mogelijk is, omdat beschikbare donorlongen verloren gaan omdat te weinig ziekenhuis transplanteren. Het hof vindt dat niet aannemelijk en gaat mee in het verweer van de staat dat het aantal geschikte donorlongen afneemt en dat om die reden toch niet vaker kan worden getransplanteerd.
Bovendien ligt de eerste verantwoordelijkheid van de capaciteitsuitbreiding niet bij de staat maar bij de zorgverzekeraars en de ziekenhuizen, stelt de president van het hof. Wijnberg had in eerste aanleg ook een zorgverzekeraar en het AZG aansprakelijk gesteld, maar ook dat werd afgewezen. De president wijst er in zijn vonnis op dat niet is gebleken dat minister Borst onvoldoende gebruik heeft gemaakt van haar begrensde financiële mogelijkheden.
Lobby
Verder is het hof duidelijk geworden dat andere academische ziekenhuizen niet staan te springen om longtransplantaties uit te voeren. Volgens Wijnberg is dat onjuist. „Ze hadden nog geen ja of nee gezegd, omdat ze niet in een juridische verwikkeling wilden raken. Bestuurders van ziekenhuizen zijn geen artsen. En artsen willen juist wel graag."
Hij bekijkt nog of het zin heeft om in cassatie te gaan, maar heeft daar weinig vertrouwen in. Hij voorziet meer resultaat in een stevige lobby van patiëntenclubs om meer vergunningen voor ziekenhuizen los te krijgen bij het departement.