Auto-industrie vraagt Washington om hulp
Twee dagen na de verkiezingen heeft de Amerikaanse auto-industrie al in Washington om hulp aangeklopt. De topmannen van General Motors (GM), Ford en Chrysler en de voorzitter van de machtige vakbond UAW (United Auto Workers) vroegen de voorzitters van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat 50 miljard dollar extra hulp.
De autoproducenten worden zwaar getroffen door de financieel-economische crisis. De Amerikaanse consument houdt de hand op de knip en diegenen die voldoende ruimte zien om een nieuwe auto aan te schaffen, krijgen vaak geen lening meer van de bank. Als gevolg daarvan daaldende verkopen vorige maand met 30 procent en vrezen bedrijven zoals Chrysler binnen afzienbare tijd door hun financiële reserves heen te zijn.In september keurde het parlement een bedrag van 25 miljard dollar goed voor hulp aan de auto-industrie, maar dat is volgens de sector niet voldoende. De auto-industrie pleit voor nog eens 25 miljard dollar aan extra leningen, plus 25 miljard dollar om de bedrijven te helpen hun pensioen- en ziektekostenverplichtingen te betalen.
Verwijzend naar de miljardenhulp die er van de kant van de overheid voor de banksector loskomt, vragen de autoproducenten direct te mogen lenen van de Federal Reserve of van het ministerie van Financiën.
De regering-Bush heeft dat tot nu toe geweigerd. De auto-industrie hoopt op een gewilliger oor bij de regering-Obama. Zij heeft de Democratische kandidaat uitgebreid gesteund in zijn verkiezingscampagne en hoopt dat die investering nu wat zal opleveren. Verder wijzen de producenten erop dat de Amerikaanse auto-industrie met toeleveringsbedrijven en bijbehorende dienstverlening goed is voor 4,5 miljoen banen.
Voorzitter Nancy Pelosi van het Huis van Afgevaardigden zei donderdag na de bijeenkomst in Washington dat zij zich bewust is „van het grote belang van de auto-industrie voor onze economie in het algemeen.” Met die vage verzekering moesten de autoproducenten het donderdag doen.