Mozaïsche wet inspireert minister Van Middelkoop
Christelijk denken over humanitaire interventie laat zich prima combineren met de praktijk zoals minister Van Middelkoop van Defensie die ervaart en vormgeeft. De mozaïsche krijgswetten en de paulinische definitie van de overheid zijn voor hem belangrijke inspiratiebronnen.
Van Middelkoop voelt zich thuis bij de christelijke studenten in Leiden, voor wie hij donderdagavond sprak.Ontspannen filosofeert hij aan de hand van de Bijbel en zijn ervaringen als Kamerlid en minister over de intellectuele vragen rondom humanitaire interventie.
Ingrijpen in andere, soevereine landen kan niet zomaar, doceert hij. Het VN-recht geeft landen slechts de mogelijkheid te interveniëren in geval van zelfbescherming en als de Veiligheidsraad daarvoor toestemming geeft. Maar wat als een volkerenmoord dreigt, zoals in Kosovo in de jaren negentig? Dan kun je toch moeilijk werkeloos blijven toezien?
Van Middelkoop legt uit dat destijds het begrip ”responsibility to protect” is ontstaan. De overheid moet haar burgers beschermen. Als dat niet gebeurt, verliest dat land iets van zijn soevereiniteit en kunnen andere landen ingrijpen. Wanneer dat moment precies is aangebroken, is volgens hem echter lastig vast te stellen. En daarnaast: „Ingrijpen is één, maar kun je ook de orde handhaven na de inval?” De oorlog in Irak laat zien dat dat heel lastig kan zijn.
Het begrip ”responsibility to protect” sluit naadloos aan bij de omschrijving van de overheid zoals door Paulus gegeven in Romeinen 13, betoogt de minister. Daar staat: „Want zij is Gods dienares, u ten goede.” „De overheid handelt volgens Paulus goed als zij haar burgers goed beschermt”, stelt de minister. „Als dat niet gebeurt, mag je die overheid op de vingers tikken. In het laatste geval ook met militaire middelen.”
Moeiteloos schakelt Van Middelkoop terug naar het Oude Testament als hij verwijst naar de mozaïsche krijgswetten uit Deuteronomium 20. „Daar zit ongelooflijk veel wijsheid in.” Oorlogen moeten zo gedisciplineerd mogelijk worden gevoerd, leidt de minister eruit af. In een Kamerdebat over clusterbommen, die vaak veel burgerslachtoffers eisen, verwees hij er ook al eens naar. „Bij de belegering van een stad moeten de fruitbomen gespaard blijven, want na de belegering moet het leven zich weer kunnen voortzetten.”
Van Middelkoop staat in zijn lezing ook stil bij de ”clash of civilisations”, een theorie van de Amerikaanse politicoloog S. Huntington. Die theorie stelt dat na de val van de Muur de oost-westtegenstelling is vervangen door een tegenstelling tussen culturen of beschavingen. Daar is wel iets op af te dingen, meent de bewindsman. „De afgelopen jaren is de Nederlandse krijgsmacht vooral ingezet om andere godsdiensten -ofwel de islam- te beschermen.”
In februari noemde Van Middelkoop dat nog de kracht van westerse waarden, die geen onderscheid maken tussen moslims en niet-moslims. Hij voegde daar aan toe niet te ontkennen dat hij „iets warmer wordt bij de gedachte ooit nog eens de christenen in Sudan te kunnen helpen.” Tegenover Vrij Nederland liet hij zich in april ontvallen dat er „iets aantrekkelijks” zit „aan de gedachte om mensen te helpen die dezelfde Heer dienen als ik.”
De Leidse studenten missen de toevoeging niet. Ze zijn trots op ’hun’ minister, oud-preses van de Vereniging van Gereformeerde Studenten in Rotterdam, die naar eigen zeggen „altijd probeert een keurig gereformeerd man” te zijn. „En dat is geen verdienste, maar genade.” De bewindman wijst hen op Christus, de Koning der koningen. „Er staat een Koning boven ons aan Wie we verantwoording moeten afleggen. Dat maakt alle overheidsmacht relatief.”