Leger van de Heer slaat weer toe
Rebellen van het beruchte Verzetsleger van de Heer (LRA) hebben de afgelopen weekwisseling het stadje Dungu in het noordoosten van Congo overvallen. Daarbij zijn volgens het persbureau Reuters 50.000 mensen op de vlucht geslagen.
Het wordt steeds duidelijker dat er zich een humanitaire ramp voltrekt op het grensgebied van de Democratische Republiek Congo (DRC), de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) en Zuid-Sudan.Ooggetuige Joyce zag twee weken geleden strijders van de LRA tegenover haar opduiken. „Ze hebben ons eerder overvallen, maar toen kwamen ze alleen voor voedsel. Deze keer sloegen ze ook aan het moorden en vernietigden ze onze totale voedselvoorraad. Daarom ben ik gevlucht.” Joyce woont nu in een inderhaast in elkaar gezet vluchtelingenkamp bij het stadje Yambio, net over de grens in buurland Zuid-Sudan.
Waarnemers van de VN schreven in een voorlopig rapport over de aanvallen van de LRA: „Ze kenmerken zich door brute moordpartijen, systematische ontvoering van kinderen en het in brand steken van huizen en hutjes.” Priester Gungbale Gengate van de anglicaanse kerk in Dungu zei dat de rebellen in de buurt van het stadje een stuk grond gereedmaakten voor de vestiging van een uitvalsbasis. „Ze vertelden mensen dat de grond nu van hen was en dat iedereen die het waagde er nog één voet te zetten, gedood zou worden.”
De rebellen van de LRA verwierven hun beruchte imago nadat zij de afgelopen twintig jaar dood en verderf zaaiden in vooral het noorden van Uganda. Leider Joseph Kony beweerde te strijden tegen de Ugandese regering, die het noorden van het land zou achterstellen. De meeste slachtoffers vielen echter onder de burgerbevolking. Kony wordt samen met enkele van zijn commandanten door het Internationaal Strafhof in Den Haag gezocht vanwege oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. De rebellen vulden hun manschappen aan door Ugandese burgers te ontvoeren, vooral jongeren en kinderen. Zij dwongen deze rekruten gruweldaden uit te voeren, zoals het afsnijden van ledematen van gevangengenomen burgers en het op brute wijze met stokken, hakbijlen en messen vermoorden van onschuldige burgers, soms zelfs hun eigen ouders.
Het werd in Uganda zo erg dat de totale bevolking in het noorden het platteland ontvluchtte. Het overgrote deel van de mensen kwam terecht in grote vluchtelingenkampen, waar zij de afgelopen jaren een uitzichtloos bestaan hebben geleid.
Er kwam licht aan het eind van de tunnel toen in 2006 vredesbesprekingen begonnen tussen de LRA en de regering van Uganda. De LRA had inmiddels kampen in Zuid-Sudan en een hoofdkwartier in het Garambapark, een uitgestrekt natuurgebied in het noorden van de Congo. Gedurende de vredesonderhandelingen beloofden de rebellen af te zien van hun beruchte rooftochten. Zij trokken zich vrijwillig terug in hun hoofdkwartier in de Congolese jungle en kregen voedsel van de internationale gemeenschap.
Toen in april dit jaar de vredesbesprekingen vastliepen, werd de voedselhulp opgeschort. De rebellen hervatten hun oude gewoonte om via strooptochten voedsel te roven. Maar niet alleen voedsel. Sinds enkele maanden ontvoeren de rebellen weer op grote schaal mensen, vooral kinderen. Het oude patroon herhaalt zich. Deze keer niet in het noorden van Uganda, maar in het grensgebied van Congo, CAR en Zuid-Sudan.
Waarnemers waarschuwen al langer voor de mogelijkheid dat Kony in zijn nieuwe leefomgeving zijn praktijken gewoon zou voortzetten. Die voorspellingen lijken nu uit te komen.
De rebellen kennen het gebied waar zij sinds enkele maanden huishouden, op hun duimpje. De afgelopen jaren doorkruisten zij het gebied vaak op hun doortocht bij terugkeer van rooftochten in Uganda naar hun hoofdkwartier in Congo.
Burgers die langs deze door de rebellen vaak gebruikte routes wonen, kennen de LRA ook al jaren. Vanaf halverwege de jaren 90 van de vorige eeuw maakt de LRA slachtoffers in dorpen in Zuid-Sudan. Dat was de reden van de regering van Zuid-Sudan om te bemiddelen bij de mislukte vredesbesprekingen van de afgelopen twee jaar.
In de regio waar Kony nu zijn rooftochten houdt, wonen voornamelijk leden van het uit zo’n 4 miljoen mensen bestaande Azandevolk. De Azandes zijn boeren die in het vruchtbare gebied allerlei gewassen verbouwen. Onder normale omstandigheden zijn zij zelfvoorzienend. De Azandes spelen op politiek niveau nauwelijks mee. Hun leefgebieden zijn dan ook achtergesteld. Zij leiden een zeer armoedig bestaan in vergelijking met de toch ook bepaald niet riante leefomstandigheden in Congo, in CAR en Zuid-Sudan.
Een klein deel van de Azandes is via asielprocedures of via werk in andere delen van de wereld terechtgekomen. Gistermorgen stuurde Charles Kisanga, de in Engeland wonende leider van de wereldwijde gemeenschap van Azandes, een noodkreet de wereld in. „De afgelopen twee maanden zijn duizenden mensen op de vlucht geslagen. Er zijn al honderden van onze mensen ontvoerd. De LRA respecteert ook de kerken niet. Bij een aanval op het dorpje Duru werden drie priesters vermoord, de rooms-katholieke kerk verwoest en de vijftig seminariestudenten ontvoerd”, schrijft Kisanga. Die studenten worden nu net als de andere ontvoerden opgeleid tot brute rebellen.
Kisanga: „Zelfs zonder de verwoestingen en vluchtelingen als gevolg van het geweld van de LRA was het leven voor Azandes al moeilijk genoeg. Onze gemeenschap vangt haar eigen vluchtelingen op. De aanval van afgelopen weekend leidde tot nog meer vluchtelingen. Hun aantal wordt nu door onze eigen leiders in het gebied geschat op 100.000 mensen. Wij hebben hulp nodig van de internationale gemeenschap om te zorgen voor veiligheid, opvang, voedsel en medicijnen. De rebellen verwoesten de oogst van dit jaar. Dat zal leiden tot honger.”
De vredesmacht Monuc van de VN heeft op dit moment in Congo zijn handen vol aan andere conflicten die het immense land teisteren. Rondom de oostelijke stad Goma kwam het vorige week tot een veldslag waardoor honderdduizenden nieuwe vluchtelingen moeten worden beschermd en opgevangen. In de provincie Ituri is een andere rebellenbeweging die door de blauwhelmen bestreden wordt. Het Congolese regeringsleger en Monuc hebben domweg de middelen niet om ook de LRA te bestrijden. Bovendien is de bloedige strijd in het verre noordoosten van Congo niet interessant voor zijn politieke leiders in de 1000 kilometer verderop gelegen hoofdstad Kinshasa. Het getroffen gebied kent immers geen waardevolle grondstoffen.
Daar komt bij dat het gebied waar de LRA huishoudt, zo afgelegen ligt dat het voor een conventioneel leger bijna ondoenlijk is om daar burgers te beschermen. Er zijn nauwelijks wegen. Via een klein vliegveld in het stadje Dungu is de afgelopen maanden een tiental leden van Monuc ingevlogen. Deze mensen fungeren vooral als politieagent en als waarnemer. Het Congolese regeringsleger heeft in het gebied enkele honderden ongemotiveerde soldaten op de been. Voorlopig kan de LRA dus gewoon zijn gang gaan.