Vrouwen emanciperen minder snel
Vrouwen emanciperen minder snel dan verwacht. Hun aandeel op de arbeidsmarkt groeit weliswaar, toch verdienen ze gemiddeld 53 procent van wat mannen krijgen. Werkende moeders met jonge kinderen in crèches kunnen op minder begrip in hun omgeving rekenen dan voorheen, omdat wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de opvang schadelijk kan zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen.
Dit blijkt uit de Emancipatiemonitor 2002 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) die woensdag is gepubliceerd.
Vrouwen met jonge kinderen zijn de afgelopen tien jaar meer gaan werken. Vorig jaar had 56 procent van de vrouwen met een partner en kinderen tot zes jaar een betaalde baan van minimaal twaalf uur per week. Van de alleenstaande moeders met kinderen onder de zes jaar werkte 37 procent. In beide gevallen was dat een verdubbeling in vergelijking met 1990.
Het aandeel van vrouwen in leidinggevende functies is van 14 procent in 1994 gegroeid naar 26 procent vorig jaar. Toch staan er nog vrij weinig vrouwen aan de top in het bedrijfsleven. In 2001 was bij de honderd grootste bedrijven 1,9 procent van de leden van de raad van bestuur vrouw. Hetzelfde gold voor 7,4 procent van de leden van de raad van commissarissen. Slechts een op de tien directeuren-generaal was vrouw.
Het inkomensverschil tussen mannen en vrouwen is wel kleiner geworden, maar vrouwen verdienen gemiddeld 53 procent van wat mannen krijgen. Dit komt onder meer doordat vrouwen vaker in deeltijd werken, maar ook door het lagere uurloon dat vrouwen krijgen: 78 procent van de man. Bij ambtenaren is het verschil kleiner dan in andere beroepsgroepen.
Het SCP concludeert dat de emancipatiedoelen van de overheid weinig realistisch zijn. Niet alleen de economische teruggang gooit roet in het eten, vrouwen willen ook niet meer uren werken dan ze nu doen, ook al zou hun werk beter zijn afgestemd op de kinderopvang. Het aantal mannen in de onbetaalde zorg wil maar niet stijgen en er blijft een vrij strikte scheiding tussen typisch mannen- en typisch vrouwenberoepen. Het valt het SCP op dat er vooral in gemeenteraden nog steeds weinig vrouwen zitten.
Het aantal Turkse vrouwen op de arbeidsmarkt is sinds 1994 met 17 procent gestegen. Toch vormt deze groep samen met de Marokkaanse vrouwen nog steeds het kleinste deel van de werkende allochtone vrouwen in Nederland.
Vorig jaar had 33 procent van de Turkse vrouwen een betaalde baan. Van de Marokkaanse vrouwen werkte 26 procent, een toename van 6 procent in de laatste zeven jaar. De Surinaamse (59 procent) en Antilliaanse vrouwen (48 procent) begaven zich het meest op de arbeidsmarkt.
Ruim 32.000 vrouwen hebben zich in 2001 gemeld bij vrouwenopvangcentra, zo blijkt uit het SCP-rapport. Dat zijn er 5000 meer dan het jaar daarvoor. Geweld tegen vrouwen komt nog vaak voor. In 2000 zijn er bijna 2900 processen-verbaal opgemaakt van aanranding, bijna 1650 van verkrachting en ruim 2500 van overige seksuele misdrijven. In vrijwel alle gevallen is dat een toename in vergelijking met de cijfers uit 1995.
Daarnaast is het aantal bij de politie geregistreerde mishandelingen de laatste tien jaar verdubbeld tot 44.000. Deze stijging kwam mede door de actievere houding van de politie, door het strafbaar stellen van verkrachting binnen het huwelijk, maar ook door het nieuwe registratiesysteem van de politie. Het is dus onduidelijk in hoeverre het nieuwe gevallen van mishandeling zijn.
Seksuele delicten bij vrouwen vonden in een kwart van de gevallen net zo vaak op het werk en op school plaats als in een horecagelegenheid. Mishandeling van vrouwen gebeurt vaker op straat (33 procent) of in huiselijke kring (24 procent).
De opvattingen over seksueel geweld verschillen per sekse. Zo’n 47 procent van de ondervraagde mannen vindt dat vrouwen het mannelijke gedrag tegenwoordig te snel opvatten als seksueel intimiderend. Iets meer dan de helft van de vrouwen vindt dat mannen nog te vaak hun zin doordrijven in seksuele relaties.