Bedreigde Afrikaanse olifant durft weg niet over
Afrikaanse olifanten zijn bang voor wegen, omdat ze die associëren met dood en met stroperij. De wegen bezorgen olifanten stress, doordat ze het gevoel hebben belegerd te worden. Bosolifanten in het Congobekken raken door het toenemende aantal wegen verder geïsoleerd en hebben steeds minder leefruimte.
Dat is de conclusie van een onderzoek van de gerenommeerde Amerikaanse natuurbeschermingsorganisatie Wildlife Conservation Society. De onderzoekers beweren zelfs dat er in Centraal-Afrika nergens olifanten overgebleven zijn die uitgestrekte gebieden als territorium hebben.Voor het onderzoek hebben de wetenschappers 28 olifanten uitgerust met apparatuur die hun bewegingen vastlegde. Ze hebben ontdekt dat wegen buiten beschermde gebieden, zoals natuurparken, belangrijke grenzen zijn geworden voor olifanten. Terwijl binnen beschermde gebieden groepen olifanten zonder problemen kleinere en zelfs grote wegen overstaken, was er slechts één olifant die buiten zo’n beschermd gebied een grote weg overstak. Die olifant deed dit met grote haast: veertien keer sneller dan zijn normale looptempo.
Blijkbaar hebben olifanten ontdekt dat bij wegen de kans groot is om stropers tegen te komen, of om in contact te komen met mensen die niet willen dat olifanten hun net aangelegde landerijen kapot maken, denkt hoofdonderzoeker Stephen Blake. „Bosolifanten leven eigenlijk continu in angst in gevangenissen die worden gecreëerd door wegen. Het lijken meer bange muisjes die door de bossen struinen, dan machtige bosgiganten die trots en zonder vrees dagelijks grote afstanden afleggen door de gebieden die ze vroeger bestreken.”
Door wegen te mijden ontlopen de olifanten weliswaar de kogels van stropers, maar het gevaar van verhongering door concurrentie komt ervoor in de plaats. Ook de genetische basis voor voortplanting wordt steeds smaller, omdat olifanten in afgeschermde groepen leven.
Het Congobekken, waar veel van de bosolifanten leven, is het op een na grootste regenwoud ter wereld. Het strekt zich uit over de Democratische Republiek Congo, Gabon, het zuiden van de Centraal-Afrikaanse Republiek en Equatoriaal-Guinea. Het gebied is ongeveer twee keer zo groot als Frankrijk.
Het bekken is een grotendeels achtergebleven gebied. De meeste inwoners leven er onder zeer armoedige omstandigheden. Daar is sinds enkele jaren verandering in gekomen. De economische ontwikkelingen leiden tot de aanleg van steeds meer wegen die de uitgestrekte gebieden met elkaar verbinden.
De onderzoekers wijzen erop dat ontwikkelingen welkom zijn, maar dat het ongecoördineerd aanleggen van wegen zal leiden tot de vernietiging van de veelgeprezen biodiversiteit van het Congobekken. Onder andere het aantal olifanten kan drastisch dalen.
Er is echter nog tijd om economische ontwikkelingen zo te sturen dat de wildernis zo veel mogelijk intact wordt gelaten. Ook kan er nog een halt worden toegeroepen aan de toename van de stroperij. „Eigenlijk zijn er maar kleine aanpassingen nodig”, beweert Blake. „Als wegen zo worden aangelegd dat bosgebieden groot genoeg blijven, kunnen olifanten diep in de bossen op adem komen. Dan kan ook de stroperij beter in de gaten worden gehouden. Dergelijke maatregelen kosten nauwelijks extra geld, maar hebben een grote invloed op de conservering van de natuur.”