Vrijheid van godsdienst geen vrijbrief
De godsdienstvrijheid is geen vrijbrief om anderen te beledigen. De opvatting die de homo-organisatie COC daarover heeft, klopt niet. „Het maakt wel degelijk uit wat je zegt en hoe je iets zegt”, reageert de Utrechtse rechtsgeleerde dr. Matthijs de Blois.
Volgens het Haagse gerechtshof moet imam El-Moumni worden vrijgesproken van discriminatie omdat hij niets strafbaars over homo’s heeft gezegd. Zijn uitspraak dat homoseksualiteit een afwijking is, sluit aan op de islamitische geloofsleer. Het hof verwijst naar een getuige-deskundige, die aangaf dat El-Moumni zich baseerde op de koran.
Conclusie van het hof: El-Moumni gaf uiting aan zijn geloof. Dat valt onder de vrijheid van godsdienst. De wijze waarop hij dat deed, valt volgens het hof binnen de grenzen van het aanvaardbare.
De homo-organisatie COC trekt hieruit de conclusie dat mensen die zich op een geloofsleer baseren, straffeloos homo’s mogen beledigen. Daarom vindt de organisatie dat de vrijheid van godsdienst aan herziening toe is. Het COC wijst op de uitspraken van de advocaat-generaal mr. L. Kaptein, die twee weken geleden zei dat El-Moumni met zijn opmerkingen over homoseksualiteit velen in ons land „een klap in het gezicht” heeft toegediend. Ze vorderde echter vrijspraak omdat de uitspraken van de verdachte rechtstreeks zijn terug te voeren op „de heilige teksten van de islam.”
Het COC leidt hieruit af dat godsdienst straffeloos mag worden misbruikt om te discrimineren. Dat zou niet alleen de islam betreffen.
Christenjurist mr. dr. M. de Blois meent dat hier sprake is van een misverstand. „De rechter zegt niet dat je alles maar mag zeggen zolang het maar binnen een geloofsleer past. Dat blijkt wel uit de zaak tegen politicus Leen van Dijke. De rechter gaat na in welke context de uitspraken zijn gedaan en welke bewoordingen zijn gebruikt. Als die niet binnen de grenzen van het aanvaarbare blijven, volgt wel degelijk een veroordeling. Neem de zaak tegen de Goerees in de jaren tachtig. Volgens justitie hadden zij Joden beledigd. Het echtpaar Goeree beriep zich op de Bijbel. Maar de Hoge Raad heeft aangegeven dat de Goerees op die manier niet weg konden komen.”
Toch lijkt het hof in de zaak tegen El-Moumni te zeggen dat godsdienstige burgers meer mogen zeggen dan anderen.
De Blois: „Dat valt goed te verdedigen. Er ligt in opgesloten dat een geloofsuiting niet zo maar een willekeurige uitspraak is. Een godsdienstige overtuiging zit als het goed is heel diep en is heel fundamenteel voor iemand. Dat raakt aan iemands geweten. Ik vind het dan ook terecht dat de vrijheid van godsdienst een aparte plaats heeft in onze Grondwet. Niet voor niets is het een van de eerste vrijheden die is beschreven. Al in 1579 gaf de Unie van Utrecht er een eerste aanzet toe.”
In de politiek gaan stemmen op om aan die vrijheid te morrelen. D66 stelt het nadrukkelijk aan de orde.
„Ik zie wijziging van de Grondwet nog niet gebeuren, gezien de huidige politieke verhoudingen. Voor wijziging van de Grondwet is een tweederde meerderheid in het parlement nodig. Maar ook al zou die meerderheid er zijn, dan zijn er internationale verdragen waaraan Nederland gebonden is. Die kun je als land niet eenzijdig opzeggen. In die verdragen is de vrijheid van godsdienst vastgelegd. Verder is er voor burgers die in ons land zijn uitgeprocedeerd beroep mogelijk bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.”
Geeft dat hof dezelfde ruimte als de Nederlandse rechter?
„Op zijn minst. Het hof in Straatsburg zegt dat er heel goede gronden moeten zijn om de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting in te perken. Dat uitspraken van mensen weerstand oproepen, vindt het hof op zich geen probleem. Als ze maar binnen het aanvaardbare blijven. Het is heel moeilijk aan te geven wanneer daarvan wel en wanneer daarvan geen sprake is. Dat hangt helemaal van het geval af. Van belang is bijvoorbeeld in welk medium je iets hebt gezegd. Het is over het algemeen verstandig, zeker ook voor christenen, een zorgvuldige woordkeus aan te houden. Het gaat niet aan anderen nodeloos te kwetsen.”