Verlies, berusting en vernietiging bij Rob van Essen
Titel: ”Visser”
Auteur: Rob van Essen
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2008
ISBN 978 90 468 0443 8
Pagina’s: 189
Prijs: € 15,50.
Wat heeft een extreem rechtse jongerenbeweging in een provinciestad te maken met de dood van de dochter van een geschiedenisdocent? De nieuwe roman ”Visser” van Rob van Essen gaat over verlies en berusting. Jacob Visser was docent geschiedenis aan een middelbare school. Was. Hij is geschorst omdat hij zich tijdens een van de lessen positief zou hebben uitgelaten over kampbeulen in de Tweede Wereldoorlog. Dankzij een leerlinge komt het verhaal aangedikt in de regionale krant en Visser wordt geschorst.
Het merkwaardige is dat Visser helemaal niets doet om zich te verweren. Hij laat de dingen gelaten over zich heen komen. Zelfs als hij door zijn uitspraken de held wordt van een extreem rechtse bende (”de Visserjeugd”), doet hij niets om het tij te keren.
De diepste oorzaak van deze fatalistische houding ligt in het feit dat Jacob en zijn vrouw Maja een dochter hebben verloren. Ze had een ernstige ziekte en stierf toen ze negen was. De directe aanleiding voor Jacobs gelatenheid is echter dat hij nu ook zijn tweede dochter, Rosa, dreigt kwijt te raken. Aan de zoon van de familie Braamhaar, met wie ze binnenkort gaat trouwen. En dat is hem te veel. Hij vlucht in het verleden, waar hij apathisch ronddoolt, losgeslagen van de werkelijkheid waarin steeds absurdere gebeurtenissen met hem op de loop gaan.
In ”Visser” bedient Rob van Essen zich van een ironisch-afstandelijke stijl die het vervreemdende effect van de beschreven gebeurtenissen onderstreept. Tegelijk zorgt deze stijl ervoor dat de lezer niet echt wordt geraakt. Hem bekruipt eerder een gevoel van geamuseerde verbazing over de surrealistische ontwikkelingen. Anders dan bijvoorbeeld Thomése in ”Schaduwkind” slaagt Van Essen er daardoor niet in het verlies en daardoor het gedrag van Visser invoelbaar te maken.
Er is één uitzondering. Als Jacob in het ziekenhuis komt waar zijn dochter overleed, raakt hij in gesprek met een doodziek kind. Hij vertelt hem (haar?) een verhaal dat hij vroeger aan zijn beide dochters vertelde, over Wolfje en Ratje die op een boerderij bij een meer wonen. De waaromvraag komt niet aan de orde, opnieuw accepteert Jacob de situatie zoals die is. Hij stelt niemand verantwoordelijk, ook God niet. „„Ik ga dood”, fluistert het kind. „Zo”, zegt Jacob zacht. „Dat is niet leuk, hè?” Het kind knikt ernstig.” En vervolgens probeert hij het kind voor te bereiden op het onvermijdelijke. „Zou je daar niet een keer willen logeren, op de boerderij waar het altijd zomer is?” Aangrijpend beeld.
Tegelijk roept Van Essen hier een toekomstperspectief op dat onwaarachtig is. In ”Kwade Dagen” (2002) en in ”Het jaar waarin mijn vader stierf” (2006) rekende hij af met zijn gereformeerde opvoeding. Maar kennelijk kan hij toch niet leven met de gedachte dat de dood het laatste woord heeft. In elk geval voelt hij zich gedrongen om de bittere werkelijkheid van de dood bij het kind vandaan te houden, het wanhopig te sussen met een zelfverzonnen verhaal - waarin het Bijbelse perspectief van de eeuwigheid tóch doorklinkt.
Voor zover bekend heeft Van Essen zelf geen kind door de dood verloren. Nu hoeft een auteur niet alles te hebben meegemaakt waarover hij schrijft. Maar sommige dingen zijn te groot, te teer om als buitenstaander op te pakken. Als Clarissa, dochter van de gewraakte regiojournalist, hem vraagt hoe het is om te moeten leven met een overleden kind, antwoordt Jacob: „Dat weet ik niet. Daar kom je niet achter.” Misschien is dat waar. Menselijk gesproken is het immers onmogelijk zo’n ingrijpende gebeurtenis een plaats te geven.
Maar daarmee is niet alles gezegd. Het is dieptriest dat Van Essen, opgegroeid met de Bijbel en de psalmen, niet wijst op een beter lot dat óók kinderen is bereid. Nu rest hem niet anders dan Jacob te laten ondergaan in totale destructie en dichte mist. En daarbij past inderdaad de machteloze verkrachting van het ”Stabat Mater” van Pergolesi, een oud lied dat het lijden en sterven van Christus bezingt - de enige Die de dood overwon.