Zeven redenen om naar de kerk te gaan
De kerk moet terug naar de kern en weer een boodschap brengen die veel mensen aanspreekt en die ze verstaan. Dat zei prof. dr. Martien E. Brinkman donderdag in de door VU podium georganiseerde Sminialezing in Leeuwarden. In de slotpassage van zijn lezing noemt hij zeven redenen waarom mensen naar de kerk gaan.
Eind jaren zestig schreef de beroemde Utrechtse theoloog Van Ruler een boek met de titel ”Waarom zou ik naar de kerk gaan?” Hij somt uiteindelijk, keurig per hoofdstuk verdeeld, 21 redenen op. Het boek werd een bestseller en beleefde in een paar jaar vijf drukken.Aan dat boek werd ik herinnerd toen ik eens een Libelle opensloeg en daarin een artikel zag onder de titel ”Waar gaan we naartoe op zondagochtend?” De teneur van het artikel is dat veel mensen zondagsochtends niet meer naar de kerk gaan, maar nog wel steeds op zoek zijn naar wat hun ouders in de kerk vonden. Aan de hand van zeven belangrijke redenen om naar de kerk te gaan -daar had ik het idee dat de auteurs bij Van Ruler leentjebuur hadden gespeeld- worden er vervolgens een aantal alternatieven opgesomd. Op die redenen zal ik nu aan het slot van mijn betoog kort ingaan.
Toen ik uit de Libelle met Van Ruler in mijn achterhoofd eenmaal de zeven redenen om naar een kerk te gaan gedestilleerd had, kostte het me weinig moeite daar de klassieke deugden en vruchten van de geest in te herkennen. Ik noem ze alle zeven.
Bezinning
Plaats van bezinning. De behoefte aan concentratie, meditatie en ook aan vormgeving (ritualisering) van die concentratie en meditatie op bepaalde tijden en plaatsen is onverminderd groot. Een kerkdienst zou daar ook een plaats voor kunnen zijn, ware het niet dat een kerkdienst altijd de neiging heeft zich te spiegelen aan het theater, aan een voorstelling. Ook daar is blijkens de uitpuilende theaters behoefte aan. Dan moet echter alles afwisselend en beslist niet te traag zijn. Dan moet alles kwaliteit hebben en behoren de uitvoerenden goed getraind te zijn. Veel kerkdiensten zwalken wat halfslachtig tussen aspecten van een bezinningsmoment (preek en gebed) en van een voorstelling (de sacramenten, het zingen, soms ook de preek) in. Daardoor weet je soms nooit precies waarvoor je er komt. Daarover zou je duidelijkheid kunnen scheppen. Het gaat hier om het beoefenen van de deugd en de ’vrucht’ van de wijsheid en het geduld (prudentia).
Hoogtepunten
Het delen van hoogte- en dieptepunten. Vooral hoogtepunten in het leven worden thans meer dan twintig jaar geleden uitbundig en massaal gevierd. Kosten noch moeiten worden gespaard. Ook rondom de dieptepunten groeit een nieuwe markt van rituelen. De kerk beschikt op dit gebied over een traditie van eeuwen, maar houdt die vooral met betrekking tot nieuwe gebruiken -bijvoorbeeld de jaarlijkse herdenking van overlijdensdata- angstvallig verborgen.
Bovendien speelt hier nogal eens een triviaal autoriteitsconflict: wie heeft het uiteindelijk voor het zeggen tijdens een huwelijksdienst of begrafenisplechtigheid in de kerk? Mijn indruk is dat zeker dominees veel te veel vergaderen en te weinig bij rituelen ter markering van levensfasen betrokken zijn. Daar zou toch gauw een kwart van hun tijd mee heen moeten gaan.
Het gaat hier om de deugd/vrucht van de zelfbeheersing (temperantia).
Zingen en bidden
Samen zingen en bidden. Het samen hardop zingen en bidden en het reciteren van teksten is via het hindoeïsme en het boeddhisme (de mantra’s) en via de moskeevieringen weer terug van weggeweest. Toen het memoriseren uit de mode geraakte in het onderwijs, hebben we ook veel belevingsregels die op herhaling, gemeenschappelijkheid en stemgeving gebaseerd zijn, tot onze schade overboord gezet. Wie wel eens in een voetbalstadion is geweest, weet echter hoe die regels buiten de kerk allang weer erkend zijn. Leer weer gemeenschappelijk reciteren en zingen en wissel niet te veel af, zou mijn motto daarom zijn. Laat het ook een warm bad mogen zijn. Liturgievernieuwing is daarom net als een nieuwe Bijbelvertaling tegelijk een noodzaak en een ramp. Dat noopt ertoe steeds heel zorgvuldig naar de goede balans te zoeken. Het gaat hier om de deugd/vrucht van de moed (fortitudo) en de vreugde.
Netwerk
Sociaal netwerk van normen en waarden. Wat elitaire bewegingen als de Rotary, de Lions, de vrijmetselaars en de antroposofen kennen niet alleen allerlei rituelen, maar ook allerlei gemeenschapsregels en gezamenlijke normen en waarden. ’Leer’ en leven horen daar bij elkaar. Geen kerkganger kan echter in een paar zinnen nog zeggen langs welke simpele -laten we zeggen- vijf richtlijnen hij of zij dagelijks leeft. In evangelische kringen kan men dat vaak wel.
Officieel hebben we daar de Tien Geboden voor, maar die moet je dan wel vertalen. Zeker met het oog op de tragische sporen die niet alleen echtscheidingen, maar ook het uiteengaan van lang samenwonenden, in mensenlevens achterlaten, zou een vorm van huwelijks- of samenwoningstraining, zoals sommige Amerikaanse kerken die kennen, ook bij ons geen overbodige luxe zijn. Het gaat hier om de deugd/vreugde van rechtvaardigheid (iustitia) en vrede en goedertierenheid.
Naastenliefde
Broedplaats van medemenselijkheid en naastenliefde. In het boek Handelingen lezen we dat de leden van de eerste christelijke gemeente „in de gunst stonden bij het gehele volk” (2:47). De eerste christenen hadden dus een goede naam. Hebben huidige christenen die ook?
In de reclamewereld draait alles om je reputatie. In de kerk lijkt niemand zich daarom te bekommeren. Die reputatie moet uiteraard door inhoudelijke activiteiten gedragen worden. Daarom kan bijvoorbeeld de reputatie van het Leger des Heils niet kapot. Maar waarom niet bewust aan een goede reputatie bij de mensen in de buurt werken? Zal dat niet erg het beeld en daarmee ook de aantrekkingskracht van een kerk bepalen? Uiteraard weet ik dat ook de regel geldt: laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet. Bescheidenheid past een mens. Maar we hoeven onze ”kandelaar ook niet onder een korenmaat” te zetten. We mogen er zelf ook wel een expliciete bijdrage aan leveren dat er een ”goed gerucht” over ons verspreid wordt. Het gaat hier om de deugd/ vrucht van de liefde (caritas).
Godsontmoeting
Plaats van godsontmoeting. Uiteindelijk gaat een mens naar de kerk om God te ontmoeten. Als dat echter de enige ontmoetingsplaats is, verwachten we te veel van dat ene uurtje. De kern van de zaak, de godsbeleving, hebben we te veel naar de kerk gebracht, zou mijn stelling luiden.
God is te ver weg geraakt. Er is een enorme kloof gegroeid tussen het spreken over God in de kerk en al die honderdduizenden jongeren die een kruisje om hun hals dragen, popmelodieën met christelijke teksten neuriën en volgens de godsdienstsociologen veelvuldig bidden. God is niet meer dicht bij ons, laat staat ín ons. Sprak Paulus echter niet over de ”Christus in mij” die moest groeien? Waarom zijn we daar zo bang voor? Vanwege de huiver hiervoor in de kerk hebben we zelf een newagebeweging en allerlei andere bewegingen gecreëerd, lijkt me. Het zijn de onbetaalde rekeningen van de kerk. Het gaat hier om de deugd/ vrucht van het geloof (fides).
Troost
Vindplaats van troost en inspiratie. Alleen een kerk die haar spreken over God dicht bij onze alledaagse ervaringen heeft gebracht, kan troost en inspiratie bieden. Toen ik een aantal jaren geleden eens een managementcursus volgde, ging het daar maar zelden over allerlei organisatiemodellen. Meestal ging het over de persoon van de leider en over de vraag waar hij of zij haar/zijn inspiratie vandaan haalde, onder de slogan: de persoon van de leider bepaalt hoe de organisatie waaraan hij leidinggeeft, eruitziet.
Als je managementboeken leest, is het soms net of je een christelijke dogmatiek leest. Het gaat over wat je schept, hoe dat soms mislukt, hoe je je dan weer herstelt, hoe je met blijvende teleurstellingen omgaat, waar je op hoopt, hoe je je een realistisch kortetermijndoel kunt stellen en hoe je een langeretermijnvisie kunt verwoorden.
Ik kan er zo de woorden schepping, zondeval, leiderschap tijdens woestijnreis, koning versus profeet, kruis en opstanding, uitstorting van de Geest, verwachting van het koninkrijk Gods et cetera bij invullen. De spiritualiteit, of noem het de impliciete religie, druipt er doorgaans af, vaak compleet met expliciete verwijzingen naar motieven uit de vijf grote religies.
Bij de afgelopen Olympische Spelen zei de succesvolle coach van de dameswaterpoloploeg dat hij veel inspiratie had opgedaan uit een preek die hij net voor vertrek naar China in zijn plaatselijke kerk had gehoord. Die preek ging over ”empowerment”: over het mobiliseren van krachten, van krachten in jezelf, je van elders geschonken.
Kort daarna hoorde ik de PKN-voorzitter op een VU-congres over de pinksterkerken zeggen dat empowerment, je van je innerlijke krachten bewust worden, niet zijn evangelie was. Hij hield het maar bij de onmachtige zondaar. Alsof dat tegenstellingen zouden moeten zijn. Het gaat hier om de deugd/vrucht van de hoop (spes) en de zachtmoedigheid.
Paar zinnen
Ik kom tot een afronding en vat het hele betoog in een paar zinnen samen. Het verlies van kerkleden lijkt vooralsnog een onomkeerbaar proces. Uiterlijke secularisatie is een verworvenheid, innerlijke secularisatie een tweeslachtig gebeuren. De leegte na de ontideologisering is niet opgevuld. De behoefte aan verbondenheid blijft. De kerk heeft concurrentie gekregen. Vergen nieuwe vragen ook nieuwe antwoorden of valt er een brug te slaan tussen nieuwe en oude vragen en dan ook tussen nieuwe en oude antwoorden?
De auteur is directeur van het Instituut voor de Studie van Religie, Cultuur en Samenleving aan de Vrije Universiteit (Visor).