„Meerderheid beslist niet over normen”
„Voor het hanteren van waarden en normen in de politiek kan de uitkomst van de maatschappelijke discussie niet beslissend zijn”, zo concludeerde het ChristenUnie-kamerlid Rouvoet vrijdag op een door de Leidse universiteit georganiseerde conferentie over rechten, plichten en deugden.
„Als de meeste stemmen bepalen wat recht en zedelijk is, dan hebben niet alleen de Tien Geboden, maar ook de Universele verklaring van de rechten van de mens hun betekenis verloren. Wie de basis voor de publieke moraal louter zoekt in de toevallige aanwezigheid van een meerderheid voor bepaalde opvattingen, heeft zichzelf de mogelijkheid uit handen geslagen om over welk vraagstuk dan ook uitspraken te doen in termen van goed en kwaad.
Er moeten zoiets als bovenindividuele en bovenwillekeurige normen zijn, waarachter niet teruggevraagd kan worden. We stuiten dan op van God gegeven, in de schepping gelegde normen over hoe het tussen mensen behoort toe te gaan”, aldus Rouvoet.
Debatten over diepere waarden zijn volgens Rouvoet in de Tweede Kamer zeer zeldzaam. Het zijn veelal platte discussies. Uitzonderingen vormden de kamerdebatten over het homohuwelijk en de euthanasie, aldus het CU-kamerlid.
De openingsrede van het congres werd gehouden door de Leidse hoogleraar Kinneging. Hij signaleerde dat mensen verschillende taalvelden hanteren. „Die talen openen onze ogen voor bepaalde zaken, maar houden andere zaken verborgen.”
Zo is er een economische taal die redeneert in termen van nutsmaximalisatie, kosten en winst. Deze taal is echter niet op de hele werkelijkheid toepasbaar: niet op het onderwijs of de kunsten. Om die te begrijpen, hebben we andere talen nodig dan alleen de economische. Daarvoor zijn nodig de talen van de singulariteit en van de subjectieve rechten, aldus Kinneging.
De eerste is de taal van de Romantiek. Authenticiteit is daarbij een centraal begrip. Zij heeft geleid tot de idealen van de permissive society en de multiculturele samenleving. De taal van de subjectieve rechten is die van de Verlichting. Die benadering heeft na de Tweede Wereldoorlog een razendsnelle opmars gemaakt. We spreken van de rechten van de mens, de rechten van de vrouw, de rechten van het dier. Deze benadering leidt tot een claimcultuur.
Geen van deze talen is echter gunstig voor bijvoorbeeld het gezin, aldus Kinneging. In al die talen ontbreekt het element van de gemeenschap en dat van de verticale dimensie van het leven. Die komen wel voor in de talen van de klassieke oudheid en het christendom. Vroeger waren dat de talen waarin de wereld geïnterpreteerd werd.
Tussen die beide bestaan verschillen, maar ook overeenkomsten. Zo hebben ze gemeen dat de mens niet leeft zoals hij zou moeten leven. De Oudheid en de Middeleeuwen legden de nadruk op de deugden. Voor Luther en Calvijn was dat te pelagiaans. Zij legden meer de nadruk op het begrip plichten.
Wie zijn uitgangspunt neemt in de deugden, zal in de maatschappij vooral de nadruk leggen op de morele opvoeding. Wie denkt vanuit plichten, zal eerder de nadruk leggen op de noodzaak van wetgeving. Toch lag, aldus Kinneging, juist ook in protestantse kring veel nadruk op de morele opvoeding.
De Amsterdamse rechtssocioloog Van Manen constateerde dat er een hele stroming in de rechtssociologie is die met deugden en waarden niets te maken wil hebben. Die zijn echter voor de rechtspraktijk van eminent belang, zo illustreerde hij aan de hand van een aantal botsingen tussen allochtonen en het Nederlandse recht.
De Nederlandse samenleving is gebaseerd op participatie en emancipatie. Mensen moeten geïnformeerd zijn en dienen op basis van hun eigen verantwoordelijkheid te werk te gaan.
Van Manen vond het verkeerd als mensen, bijvoorbeeld allochtonen, zich in zuilen opsluiten. Maar ze moeten ook niet gedwongen worden om in de samenleving te participeren. Overheid en recht moeten een keuze om niet te participeren echter niet gaan stimuleren en honoreren.