„Religie belemmert orgaandonatie niet”
Vertegenwoordigers van vijf religieuze stromingen debatteerden zaterdag in Rotterdam over orgaandonatie. „Saai, ze zijn allemaal voor.”
„Stel, ik doneer mijn organen en red daarmee het leven van iemand die daarna een moord pleegt. Ben ik dan voor dat misdrijf verantwoordelijk?” Waar een deel van de circa 150 aanwezigen in de Rotterdamse Beurs moeite moet doen om niet te lachen, neemt Pandit Mahesh Bharatsingh de vraag uitermate serieus. „Nee, dat ben je niet”, antwoordt de hindoeïstische voorganger gedecideerd, „net zomin als het jouw schuld is wanneer iemand die je hebt weggesleurd voor een aanstormende trein op het verkeerde pad belandt.”Bevlogen weerlegt Bharatsingh de argumenten die in de hindoeïstische gemeenschap tegen orgaandonatie leven. „Vrienden”, galmt het in zangerig Nederlands door de Beurs, „de goden zullen donoren straks niet straffen met een lichaam waarin de organen die zij doneerden, ontbreken. Het nieuwe lichaam is alleen op onze karma gebaseerd. Als wij een deel van het lichaam weggeven om een van gods andere kinderen te helpen, is hij niet boos.”
De boodschap is duidelijk: binnen het hindoeïsme is er geen regel die zich expliciet verzet tegen orgaandonatie. Duidelijke taal voor de nieuwe stichting Pracharika, die zaterdag vertegenwoordigers van het hindoeïsme, de islam, het jodendom, de rooms-katholieke en protestantse kerken vroeg duidelijk te maken hoe hun religie het weggeven van organen ziet.
Opvallend aanwezig tijdens het symposium is medesponsor NIGZ-Donorvoorlichting; een van de instanties die de bereidheid tot orgaandonatie onder Nederlanders moet aanwakkeren. Religieuze groeperingen behoren daarbij overigens niet op voorhand tot dé doelgroep, zo valt af te leiden uit de presentatie van NIGZ-voorlichter B. Elbertse. Onderzoeken naar de relatie tussen orgaandonatie en religie tonen een wisselend beeld, al lijkt religie in sommige onderzoeken de bereidheid tot orgaandonatie eerder af te remmen dan te stimuleren. Elbertse: „Maar gelovigen kunnen ook uit gemakzucht redeneren: „Mijn kerk verbiedt het me”, om er maar vanaf te zijn.”
Een aansporing van voorzitter Mahesvari Autar van stichting Pracharika om elkaar met respect te bejegen blijkt overbodig. Net als Pandit Mahesh Bharatsingh verklaren ook rabbijn A. Ringer, imam Abdulwahid van Bommel, ds. T. Noorman en de rooms-katholieke arts en ethicus F. J. van Ittersum met korte, zakelijke powerpointpresentaties dat de religie die zij vertegenwoordigen voor orgaandonoren gaan sta-in-de-weg hoeft te zijn.
Net als het hindoeïsme kent ook de islam een orthodoxe stroming die leert dat de mens straks met al zijn organen voor de schepper moet verschijnen, aldus Van Bommel. Dat degene die een naaste in nood wil helpen daarvoor andere belangrijke principes -zoals het verbod om het eigen lichaam te verwaarlozen of te verminken- mag schenden, blijkt een benadering te zijn die in alle religies, ook binnen de islam, opgeld doet. Ook ds. Noordam, die zich rekent tot de liberale stroming binnen de Protestantse Kerk in Nederland, is enthousiast: „Wat zou je als religieus mens meer willen dan het leven doorgeven? Zolang het lichaam maar niet verwordt tot een apparaat waarmee de mens kan doen wat hij wil.”
Voor de forumdiscussie belooft zo veel eensgezindheid weinig goeds. „Saai, ze zijn allemaal voor”, geeuwt een van de aanwezigen in de zaal. Een ander is iets achterdochtiger. Als de sprekers voor orgaandonatie zijn, waarom tonen sommige onderzoeken dan dat de bereidheid daartoe in sommige als religieus bekend staande streken benedengemiddeld is? Imam Van Bommel houdt het op een tekort aan spreiding van nieuwe inzichten. „De bovenlaag in de islam raakt steeds meer voor, maar dat bereikt de benedenlaag niet.” Ds. Noordam wijst op een mogelijk gebrek aan goede kennis en voorlichting.
Vraag twee: Als ’hun’ religie niet tegen is, dan staan de vijf inleiders toch wel geregistreerd als donor in het donorregister? Vijf hoofden knikken bevestigend; rabbijn Ringer wappert met zijn donorcodicil.