Een wonderlijke spagaat
Regeert de leugen in de media, de waarheid of de halve waarheid? De deelnemers aan het symposium over waarheid en leugen in de media, vrijdagmiddag in Ede, kwamen er niet uit. Wel waren ze het met elkaar eens dat er onder journalisten een gebrek aan kennis én veel gemakzucht is. „Ook dat veroorzaakt een vertekening van de werkelijkheid.”
Het debat was georganiseerd door VU-podium en de Christelijke Hogeschool Ede. Gastspreker prof. dr. C. J. Hamelink, hoogleraar media, religie en cultuur aan de Vrije Universiteit, stelde dat mensen „liegen alsof het gedrukt staat.” „In de omgang met elkaar, in het zakenleven, op begrafenissen, overal. En laten we eerlijk zijn: je kunt ook niet altijd de waarheid zeggen. Soms is de leugen functioneel. Ze helpt de sociale samenhang.”
Terwijl we zelf liegen, verwachten we van de media dat ze niets dan de waarheid spreken, aldus de VU-hoogleraar. Opzettelijk liegen doen de media vrijwel niet, aldus Hamelink. Wel noemde hij vier „veelvoorkomende” oorzaken die „een verdraaiing van de werkelijkheid” tot gevolg hebben: eenzijdigheid, te weinig historisch besef, gebrek aan deskundigheid en gemakzucht.
Volgens Hamelink moeten journalisten „achterdochtiger” zijn en niet het verhaal van anderen klakkeloos overnemen. Ze zouden vooral met voorlichters -door hem aangeduid als „beroepsleugenaars”- moeten oppassen. De VU-hoogleraar hekelde de vraagstelling in interviews op televisie. „Wat vindt de Chinese bevolking ervan?” wordt er in het NOS-journaal aan de correspondente in China gevraagd. Niet te geloven; we hebben het over meer dan 2 miljard mensen. Alsof hun mening in één zin is samen te vatten.”
De „grote ambitie” van journalisten is de waarheid aan het licht te brengen, aldus Hamelink. „Daarbij doet zich een wonderlijke spagaat voor. Je hebt soms de leugen nodig om de waarheid boven tafel te krijgen.” De hoogleraar riep journalisten op „een beetje minder hoogdravend” over de waarheid te spreken. „Doe je best, streef naar zorgvuldigheid, maar pretendeer niet uitsluitend de waarheid te brengen.”
IKON-journalist Job de Haan zei weinig te kunnen met het begrip waarheid. „Ik spreek liever over betrouwbaarheid. Als ik een interview van anderhalf uur moet terugbrengen tot een uitzending van een halfuur, moet ik per definitie concessies aan de waarheid doen.”
CHE-docent Piet van de Breevaart wees op de praktische beperkingen die elke journalist heeft. „Je hebt met deadlines te maken, met de concurrent die het nieuws ook die dag zal brengen. Op zeker moment moet de journalist zijn werk gewoon afronden, ook al had hij meer tijd willen hebben.”
Een student journalistiek vroeg zich af wie er nog geïnteresseerd is in de waarheid. „Het moet tegenwoordig allemaal zo makkelijk mogelijk. De lezer, de kijker wil slogans, stereotiepen, hapklare brokken. De consument is zelf medeschuldig aan al die halve waarheden in de media.” Hamelink, instemmend: „Het volk krijgt de journalistiek die het verdient.”
Een andere student pleitte ervoor dat journalisten vaker een deskundige inschakelen om hun verhaal te laten controleren op fouten. Hamelink hamerde erop dat journalisten beter leren luisteren. „Ze praten veel te veel door de geïnterviewde heen en proberen hem dingen te laten zeggen die hij niet wil zeggen. Iemand laten uitpraten is een eerste vereiste voor conversatie.”
Hamelink zou het op prijs stellen als de media „wat genereuzer” met hun excuses zouden zijn als ze de plank hebben misgeslagen. „Rectificaties worden zo ver mogelijk weggestopt of helemaal niet geplaatst.” De hoogleraar pleitte voor meer onderzoeksjournalistiek, maar werd direct teruggefloten door diverse studenten. „De meeste redacties moeten bezuinigen en hebben daar absoluut geen geld voor.”
Van de Breevaart benadrukte dat elke journalist het waarheidsbegrip „hoog in zijn vaandel” moet houden. „Tegelijk moet elke journalist beseffen dat objectiviteit niet bestaat. Elke krant kleurt de waarheid door haar eigen levensbeschouwing.”