Zuchten
„Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.”
Mattheüs 5:4plattekst (u15,1,0(Onze Zaligmaker doelt hier op al dat wenen en treuren, dat niet zo algemeen is, maar heftig, zowel in- als uitwendig. Hij zegt waar dit, vooral inwendige, zielstreuren op aankomt. We moeten hier denken aan een zeer zwaar treuren, dat tot wenen uitbarst en ons de tranen uit de ogen perst.
O, zien deze treurigen op hun God, zij merken zo dikwijls dat Zijn eer wordt vertrapt, Zijn wetten geschonden en Zijn Naam gelasterd. Dan hebben ze stof tot treuren genoeg. Zien zij op Gods kerk, zij zien die in veel noden en tegenspoeden. Zij zien er nog zo veel overblijvende zonden in. Of zien zij op de wereld en op de goddelozen, waar zij tussen wonen, dan vermeerdert dat ook hun treurigheid. Als zij daar zo veel onbekeerlijkheid, zorgeloosheid en hardnekkigheid in aantreffen, waardoor Gods geboden achter de rug worden geworpen. Dan kwellen zij met de rechtvaardige Lot hun ziel dag en nacht. Of zij treuren en zuchten met die gelovige zuchters uit Ezechiël, die zuchtten en riepen over de gruwelen die in het midden van Jeruzalem gedaan werden.
Zo heeft Jezus, voor zover Hij waarachtig mens was, geweend en getreurd over Jeruzalem. „Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uw dag, hetgeen tot uw vrede dient!”
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)