Nacht van Descartes
Alle mensen, gelovig of niet, verlicht of niet, worstelen met dezelfde grote levensvragen. Waar haal ik mijn inspiratie vandaan, hoe weet ik wat waar en goed is, hoe bescherm ik mezelf tegen teleurstellingen, hoe voorkom ik dat ik wegzak in het drijfzand van mijn emoties? Over die vragen ging het in Utrecht, tijdens de recente Nacht van Descartes.
De Nacht is een minder wild evenement dan de naam suggereert: gewoon een avondje in de Geertekerk, bezocht door een wat ouder publiek dat bereid is om drie lezingen achter elkaar aan te horen, zodat iedereen mooi op tijd -om een uur of elf- naar huis kan. Drie prominente sprekers zijn er: de letterkundige Maarten van Buuren, de historicus Wijnand Mijnhardt en de filosoof Herman Philipse.Ik ben naar Utrecht afgereisd omdat ik Philipse wel eens wil horen, de bekendste atheïst van Nederland. Met verve verdedigt hij, waar hij ook komt, de stelling dat godsdienst een illusie is, niet te handhaven in het licht van de rede. Hij is dus bij uitstek geschikt voor een eerbetoon aan Descartes - de filosoof die het menselijk denken tot uitgangspunt van alle wetenschap maakte.
Philipse ziet eruit als een levende illustratie van de triomf van de rede over de hartstochten. Strak in het pak, slank en fit, licht gebruind -net niet te veel-, geen kreukje in het overhemd, geen haartje verkeerd. Hij spreekt schijnbaar moeiteloos uit het hoofd, met beschaafd accent, ingewikkelde Franse citaten en zorgvuldig geformuleerde, lange zinnen die steeds weer ongedacht tot een goed einde komen. Maar hebben we het hier over een échte kwestie, of is dit alleen maar afstandelijk, intellectueel spel?
In elk geval vormt het optreden van Philipse een groot contrast met dat van Wijnand Mijnhardt, die -weinig bewust van zijn uiterlijke verschijning- het podium opsjokt, maar daar vervolgens wél de beste, meest enthousiaste en betrokken beschouwing weggeeft. Hij staat zelfs „met graagte en grote eer” even stil bij Descartes’ tegenstander Voetius, die vanuit het standpunt van de gelovige „natuurlijk volstrekt gelijk had met zijn bezwaren.”
Tijdens zo’n avondje denk ik voor de zoveelste keer: Ik snap niet waarom logisch redenerende rationalisten als Philipse zo veel indruk maken op het Nederlandse publiek. Het is toch duidelijk dat de werkelijkheid niet zo simplistisch in elkaar zit? Daarvoor hoef je maar naar de beide andere sprekers te luisteren. We zijn vandaag echt niet te goed voor godsdienstoorlogen, zegt Mijnhardt. En Van Buuren weet aan de hand van Franse romans en toneelstukken de uitgangspunten van Descartes volkomen onderuit te schoffelen. Het verstand als middel om de passies te bedwingen, de mens die zichzelf onder controle kan houden? Schrijvers weten wel beter. Vooral jansenistische schrijvers als Pascal en Racine, met hun „sombere blik”, hun nadruk op zondigheid, hun doorprikken van de schone schijn.
Dat vind ik mooi om te horen, dat strengreligieuze filosofen en schrijvers een veel scherper zicht op de werkelijkheid hebben dan zo’n naïeve rationalist als Descartes. Daar liggen kansen voor de apologetiek: filosofie als ingang om het geloofsgesprek op gang te brengen, literatuur als middel om de menselijke conditie aan de orde te stellen.
Maar laat ik nuchter blijven: veel wetenschappers en studenten zijn zo ver nog niet. Dat blijkt wel uit de tekst die de winnaar van de Nacht van Descartes-essaywedstrijd uit zijn pen heeft weten te krijgen. Het betoog van deze derdejaars geschiedenisstudent eindigt met: „Maar dankzij deze door Descartes gepropageerde wetenschap en rede, leven we nu in een tijd waarin we over het Domplein kunnen wandelen en, denkend aan de misstanden uit voorbije eeuwen, meewarig ons hoofd kunnen schudden.”
Dat verleidt bijna tot een nóg meewariger hoofdschudden. Er is nog een wereld te winnen.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.