Goede zaak als rechter kerkelijk statuut toetst
Er is veel aan gelegen als het in de rechtszaak tussen voormalig predikant H. R. H. A. de Boer en de christelijke gereformeerde kerk in Zeewolde tot een schikking komt, aldus prof. mr. dr. W. A. Zondag (RD van donderdag). Een sympathieke oproep, vindt Dick Alblas , maar toch is het niet verkeerd als de burgerlijke rechter eens beoordeelt of het kerkelijke statuut voldoet.
De suggestie van prof. Zondag om het uit de hand gelopen geschil tussen voormalig predikant De Boer en de christelijke gereformeerde kerk van Zeewolde door middel van een schikking te beëindigen, is sympathiek. Om meer dan één reden zou ik het echter jammer vinden voor de dogmatiek.De eerste reden is dat daar waar in de kerkrechtelijke weg fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden en de ’lekenrechtspraak’ dit niet corrigeert, een beroep op de burgerlijke rechter te allen tijde open moet staan. In dit geval blijken fundamentele beginselen, waaronder dat van hoor en wederhoor, te zijn geschonden. De klacht daartegen is echter op formele gronden, dus niet inhoudelijk, verworpen.
Laat de burgerlijke rechter nu maar eens objectief beoordelen of hierdoor de belangen van betrokkene zijn geschaad en klip en klaar uitmaken aan welke fundamentele rechtsbeginselen een kerkelijke procedure moet voldoen. Ook dr. Santing-Wubs heeft in haar proefschrift op schrijnende gevallen gewezen.
De tweede reden is dat over de rechtsverhouding tussen predikant en kerkelijke gemeente nog steeds geen volledige duidelijkheid bestaat. In de praktijk worstelen kerkenraden enorm met disfunctionerende of zich misdragende predikanten. Indien deze relatie als normale arbeidsverhouding tussen werkgever i.c. de kerkelijke gemeente en de werknemer zou worden gekwalificeerd, zal dit veel duidelijkheid scheppen.
De problematiek is niet opgelost met een ingenieus traktement. Juist prof. Zondag stelde in zijn oratie dat de jas van het arbeidsrecht prima over de toga van de voorganger past. Het is aanbevelingswaardig als het gerechtshof daar nog op ingaat.
Leergeschil
De derde reden is dat civielrechtelijke toetsing van het kerkelijk statuut niet met angst maar vanuit kracht tegemoet kan worden getreden. De leden van het gerechtshof in Arnhem hebben er mijns inziens juist blijk van gegeven dat een geschil binnen de kerk juist primair via de kerkrechtelijke weg en op basis van het kerkelijk statuut dient te worden beslecht.
Terecht stellen zij dus vragen in hoeverre dit kerkelijk statuut de fundamentele rechtsbeginselen respecteert. Indien de kwestie louter een leergeschil zou betreffen, ben ik het met de oproep van Zondag van harte eens. Onderhavige kwestie speelt zich echter volgens de details van het vonnis op het gewone terrein van het leven af. Mij dunkt bij uitstek het terrein van de civiele rechter.
Ten slotte: de praktijk laat zien dat onpartijdige kerkelijke rechtspraak nogal eens ver te zoeken is. Commissies blijken niet uit te blinken in zorgvuldig en op objectieve waarheidsvinding gericht onderzoek. Niet in de laatste plaats stranden onwelgevallige procedures op formele gronden, bijvoorbeeld omdat niet de juiste kerkelijke weg is bewandeld.
Daarom alleen al is het goed dat het hof in Arnhem zich buigt over de vraag of het kerkrechtelijke statuut wel ”in orde” is.
De auteur is directeur van IRS forensic services & investigations.