Droefheid
„Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.”
Mattheüs 5:4De apostel Paulus spreekt van de droefheid van de wereld en de droefheid naar God. Hij stelt ze tegenover elkaar. De droefheid van de wereld is die zondige droefheid waarmee de wereld bedroefd is. Zij komt voort uit het gemis van wereldse voordelen en vermaken. Zij gaat niet over het schandelijke, maar over het schadelijke van de zonden. Men is niet droevig omdat men gezondigd heeft, maar omdat men over de zonde zal gestraft worden. Zo spruit deze droefheid van de wereld niet voort uit de haat tegen de zonde, maar uit haat tegen Gods wrekende gerechtigheid.
De droefheid naar God is een heilige droefheid waarmee een kind van God bevangen is. Hij ziet en treurt niet alleen over het schadelijke, maar wel het allermeest over het schandelijke van de zonde. Hij heeft een hartelijk ongenoegen over dat hij God door zijn zonde onteerd en vertoornd heeft. Deze droefheid spruit voort uit haat tegen de zonde en uit liefde tot Gods heiligheid.
Zo strijdig nu deze beide droefheden naar hun aard zijn, zo strijdig zijn ook hun gevolgen. De droefheid naar de wereld werkt de dood. Zij drijft de mens van God af, voert hem tot wanhoop. Spruit de droefheid naar de wereld voort uit een haat tegen Gods heiligheid, wat kan God dan anders dan zo’n haat met de dood straffen?
Johannes Barueth,
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)
predikant te Dordrecht