Het succes van protestantse agrariërs
De Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (VNK) hield zaterdag een symposium naar aanleiding van de verschijning van het boek ”Een machtig arbeidsveld, over de opbouw van het kerkelijk leven in de Noordoostpolder”.
Op het symposium, dat de VNK had georganiseerd in samenwerking met het Nieuw Land Erfgoedcentrum en de Vereniging Vrienden van Schokland, werd het nieuwe boek aangeboden aan de burgemeester van de Noordoostpolder, mr. W. L. F. C. ridder van Rappard. Ruim tachtig personen bezochten het symposium.Dr. Henk Pruntel, wetenschappelijk medewerker bij het Nieuw Land Erfgoedcentrum, verzorgde een lezing over de opbouw van het kerkelijk leven in de Noordoostpolder. Volgens Pruntel stond bij de geestelijke architect van de nieuwe polder, ir. S. Smeding, één begrip centraal: de Noordoostpolder moest op rationele wijze worden ingericht.
Toekomstige pachters van de regelmatige en mathematisch gevormde percelen kwamen alleen in aanmerking voor vestiging na een strenge selectie op bekwaamheid. Aanvankelijk waren de rooms-katholieken ondervertegenwoordigd en de gereformeerden oververtegenwoordigd. Dr. Pruntel toonde aan dat dit geen „boze opzet” was, zoals de rooms-katholieken beweerden, maar voortkwam uit dezelfde selectieprocedure.
Omdat protestantse agrariërs meer van de kleigronden kwamen, scoorden zij tijdens de selectieprocedures onbedoeld beter dan de rooms-katholieke agrariërs, die meer op de zandgronden opereerden. De politiek eiste dat de godsdienstige identiteit van de polderbewoners een getrouwe afspiegeling zou zijn van de Nederlandse samenleving.
Landdrost ir. S. Smeding voerde bewust een spreidingsbeleid en hoopte dat de verzuiling in de nieuwe samenleving ontbrak, alsmede de komst van het bijzonder onderwijs. In de eerste pioniertijd, de „barakkenfase,” leek deze opzet te lukken, maar in de jaren 50 kwamen in Emmeloord en in de tien dorpen toch verschillende kerken en scholen.
Urk
De in Lemmer geboren socioloog dr. Durk Hak gaf zijn visie op en verklaring van de grote kerkelijke verdeeldheid in Urk. Dr. Hak, die als ”Urkwatcher” werd omschreven, had zijn lezing de titel ”Kerksplitsingen op Urk, de onbekwaamheid tot enig goed en de geneigdheid tot alle kwaad” meegegeven.
Als drijfveer voor kerksplitsing noemde de socioloog de „jacht naar status.” Hij vindt het een opvallend feit dat de kerksplitsingen na de drooglegging van de polder kwamen. Omdat de status van de visser afnam, werd de hang naar status gezocht in het ambiëren van kerkelijke ambten. In de nieuwgevormde kerken konden de afsplitsers de „prestigieuze ambten van ouderling en diaken bekleden”, aldus Hak.
De Urker gemeentesecretaris Rien Bogerd bestreed deze visie. De kerkscheuringen hebben volgens hem te maken met het typische karakter van de Urker, dat wordt gekenmerkt door „durf, doorzettingsvermogen, vrijmoedigheid en zelfstandigheid.”
Ook Bogerd signaleerde het opvallende feit dat de vele kerksplitsingen in Urk niet synchroon liepen met de landelijke kerkgeschiedenis. Pas na de drooglegging van de polder ontstond er ruimte rondom Urk. Daarvóór was kerksplitsing eenvoudig onmogelijk omdat er geen ruimte was voor een nieuw kerkgebouw.
De Urker gemeentesecretaris is van mening dat de kerksplitsingen op Urk meer met de ”kopstukken” dan met de ”leerstukken” te maken hadden. In verband met de vaak geconstateerde tegenstelling tussen leer en leven citeerde Bogerd de uitspraak van een hulpverlener: „In Urk maakt men zich drukker over het zingen van een halve noot dan over het drinken van een hele liter.”
Bogerd eindigde zijn betoog met de vraag of Urk, „dat met opzet het eilandkarakter behield en zich bewust afsloot voor de Noordoostpolder, de eigen identiteit weet te behouden.”