Casino-economie
De wereldwijde financiële crisis heeft in elk geval één positief punt opgeleverd.
Het Amerikaanse verkiezingsdebat gáát weer ergens over. Sloegen de kandidaten voor het presidentschap elkaar de afgelopen tijd nog om de oren met opmerkingen over lippenstift op varkenssnuiten en leugens over seksuele voorlichting aan kleuters, John McCain en Barack Obama worden nu tot een serieuze discussie over de economie in de Verenigde Staten gedwongen. Dat bespaart de Amerikaanse kiezer meteen een heleboel retoriek over de Iraanse dreiging of over de vraag of een overwinning in Irak nu wel of niet mogelijk is.Tot nu toe hebben beide rivalen zich in de discussie over de kredietcrisis vooral tot wederzijdse verwijten beperkt. McCain schildert zijn Democratische opponent af als een onvoorzichtige liberaal die alleen maar meer belasting wil heffen en extra geld uitgeven. Obama zet de Republikein McCain weg als iemand die de financiële sector onvoldoende reguleert en een onverantwoordelijk gebrek aan begrotingsdiscipline vertoont.
Op één punt waren Obama en McCain het wél eens: het omvangrijke financiële reddingsplan van de regering-Bush moest en zou door het Congres worden geloodst. Deskundigen beschouwen dit plan -ondanks de honderden miljarden die ermee zijn gemoeid- echter vooral als een tijdelijke maatregel. De eigenlijke oorzaken van de financiële crisis liggen veel dieper. En daar horen we de presidentskandidaten niet of nauwelijks over.
De bekende Amerikaanse econoom Robert Samuelson gaf onlangs een treffende verklaring voor de huidige economische problemen. „Hebzucht en vrees, die de financiële markten totaal in hun greep hebben, hebben het zaad gezaaid voor deze wereldwijde crisis. Kortetermijnvoordelen maakten blind voor langetermijngevaren.” Critici van het Amerikaanse financiële systeem nemen zelfs het woord ”casino-economie” in de mond.
Dat verwijt geldt overigens niet alleen de spelers op de financiële markten. De hele Amerikaanse samenleving is op een ongebreideld materialisme gefundeerd. Er heerst in de Verenigde Staten -en niet alleen daar- een diepgewortelde neiging om mensen eerder aan persoonlijk inkomen af te meten dan aan karakter, integriteit en vrijgevigheid.
Daar komt bij dat Amerikanen een bijna ingeboren afkeer van de overheid hebben - en in het bijzonder van overheidsbemoeienis met economische aangelegenheden. Laat duidelijk zijn: innovatie en ondernemersgeest moeten niet door overregulering worden gelimiteerd. Maar als de markt aan zichzelf -en vooral aan menselijke zwakheid- wordt overgelaten, leidt dit gemakkelijk tot hebzucht en corruptie, zoals de huidige crisis op pijnlijke wijze laat zien.
In een natie die zichzelf christelijk noemt, zouden Bijbelse noties van rentmeesterschap en verantwoordelijkheid ook in de economie veel meer moeten doorklinken. En natuurlijk ook in het verkiezingsdebat. Zolang de vragen of Barack Obama nu wel of niet moslim is geweest en of John McCain te veel make-up gebruikt de gemoederen bezighouden, is daar vooralsnog weinig hoop op.