Pastorale behandeling van rouw
Titel: ”Als ik beroofd ben. Rouwverwerking, een onmogelijke mogelijkheid”
Auteur: W. Visser, met een voorwoord van ds. A. Schreuder
Uitgeverij: Gebr. Koster, Barneveld, 2008
ISBN 978 90 5551 464 9
Pagina’s: 89
Prijs: € 10,-.
De dood verbreekt de verhoudingen waarin geliefden tot elkaar staan. Je bent hartelijk verbonden aan iemand en de dood snijdt die band door. Ouderling W. Visser uit Nunspeet schreef een pastoraal boekje over smart en rouwverwerking. Naar aanleiding van een lezing voor Febe, de christelijke vereniging voor werkers in de gezondheidszorg, is een boekje ontstaan, waarin ouderling Visser uit Nunspeet schrijft over dood en smart, rouw en rouwverwerking. Het zijn geen aangename, maar wel belangrijke onderwerpen, vooral voor ambtsdragers. En het lezen van dit boekje is verrijkend.
In elk van de twaalf hoofdstukken wordt een schriftgedeelte opgegeven om te lezen. Het eerste hoofdstuk beschrijft de staat der rechtheid: er was geen dood en geen rouw. Na over de zondeval als de oorzaak van dood en smart te hebben geschreven, gaat de schrijver over tot het geven van praktisch onderwijs. Hij beschrijft de dood als een verbreking van de verhoudingen waarin wij staan: je bent hartelijk verbonden aan iemand en de dood snijdt die vriendschaps- of liefdesband door!
Belangrijk is dat we tijd en gelegenheid geven aan onze geliefden die een verlies hebben geleden -of zelf tijd en gelegenheid nemen- om het verlies te verwerken. Het woord ”verwerken” wijst op ”werk”. Als nabestaanden moeten we eraan werken om op een goede manier met het geleden verlies om te gaan: de gestorvene loslaten betekent „dat men de werkelijkheid van het verlies onder ogen moet zien, en aanvaardt dat men verder moet zonder hem of haar.”
Het verdriet hoeft niet te worden ontkend, maar moet wel worden begrensd. „Calvijn heeft reeds gezegd dat men moet vragen of de Heere wil bewaren voor overmatig verdriet.”
Veel onderwerpen worden onder de aandacht gebracht, zoals verstoorde rouwverwerking, openheid om met elkaar allerlei vragen te bespreken; het sterven van een kind; de miskraam, en of een miskraam begraven moet worden. Erg waardevol is het hoofdstuk over het rouwen van kinderen. Verschillende manieren waarop peuters en kinderen van de basisschoolleeftijd rouwen komen aan de orde, en de vraag hoe volwassenen daarmee kunnen omgaan.
Heel onderwijzend is het boekje in al deze onderwerpen, onder andere wanneer de schrijver het condoleren, de rouwdienst en het zijn op de begraafplaats aan de orde stelt. „Als u een rouwende wilt helpen: bedenk dat bijna iedereen het moeilijk vindt om een nabestaande tegemoet te treden. Vaak zijn woorden niet eens het belangrijkst. Een hand op de schouder, of: „Ik weet niet goed wat ik moet zeggen”, is al genoeg.” Er is vast nog veel meer over rouwverwerking te schrijven dan wat in dit pastoraal getoonzette boekje staat, maar wat hier wordt geboden, is erg waardevol.