We weten niet hoe engelen eruitzien
Schrijven over engelen vraagt om grote zorgvuldigheid. De mens wil te snel indringen in dit geheim, stelt ds. C. Hogchem. Engelen staan niet op zichzelf, maar vormen één geheel met het hemels heiligdom, met God en Christus en Zijn gemeente.
In het RD van 6 oktober schreef Anique de Kruijf over ”Onaantastbaar, maar toch in beeld” naar aanleiding van de tentoonstelling ”Allemaal engelen” in Museum Catharijneconvent in Utrecht, waar engelen in allerlei gedaanten te zien zijn. Jammer genoeg zijn haar opmerkingen over engelen nogal eens onzorgvuldig en onjuist.God stelde niet één engel maar meerdere cherubs tegen het oosten van de hof van Eden om te bewaren de weg van de boom des levens (Genesis 3:24).
Gods Woord spreekt ook niet alleen in Exodus 25:18-20 over engelen met vleugels; we lezen in Jesaja 6:2 dat de serafijnen die Jesaja in een gezicht werden getoond, zes vleugels hadden.
Engelen zijn overigens geesten. Zij verplaatsen zich zo snel dat Calvijn in zijn ”Institutie” de vergelijking maakt met een bliksemstraal. Hoe zij dat doen, weten we niet, aldus W. à Brakel in zijn ”Redelijke godsdienst”.
Duidelijk is echter dat zij niet werkelijk vleugels hebben, maar ons op die wijze worden voorgesteld om aan te geven dat zij in een ondeelbaar ogenblik van de ene plaats naar de andere plaats kunnen gaan, niet gehinderd door stoffelijke zaken (Handelingen 12:7). Dat er de ene keer over hen gesproken wordt als tweevleugelig en de andere keer als zesvleugelig, heeft vanzelf ook zijn bijzondere betekenis.
Afbeelden
Overigens blijft bij dit alles een belangwekkende vraag of we engelen mógen afbeelden en, als dat zou mogen, of we het wel kúnnen. Immers, hoe dan? Denk aan de cherubijnen in het boek Ezechiël, die nu eens vier, dan weer twee en dan weer één gezicht hebben. (Ezechiël 10:14, 41:18, 1:10). Het is zelfs de vraag of de gedaante van de geborduurde cherubs op ’het plafond’ en het voorhangsel in de tabernakel, gelijk was aan de gouden cherubs op het verzoendeksel.
Verder is het ongenuanceerd te schrijven dat er drie engelen tot Abraham kwamen. We lezen in Genesis 18:1 dat er drie mánnen tegenover de patriarch stonden; twee van hen waren engelen in een mensenlichaam (Genesis 19:1), de derde was de voornaamste: het Hoofd der engelen, de Engel des Heeren, de Zoon van God; óók met een aangenomen lichaam. Dat is een profetie dat Hij vlees en bloed zou aannemen uit de maagd Maria.
De bewering dat engelen zowel hemels als aards zijn, is op z’n minst dubieus. En of er voor beschermengelen werkelijk een basis is te vinden in de Bijbel, is nog maar de vraag.
Men moet volmaakt zijn om niet in woorden te struikelen, maar ook en juist als we schrijven over engelen is het onze plicht dit zorgvuldig te doen.
Geen verhaaltjes
Terecht wijst S. D. Post in zijn artikel ”Engelen mogen weer” in de krant van maandag op de majesteit waarmee de heilige troongeesten zijn bekleed. Inderdaad moesten we maar niet meedoen met al die verhaaltjes over engelen die men meent gezien te hebben of die zouden ingrijpen bij verkeersongevallen, enz.
Ook mogen we hetgeen de Schrift zegt over de engelen niet losmaken uit het verband waarin over hen gesproken wordt. Engelen staan niet op zichzelf, maar vormen één geheel met het hemels heiligdom, met God en Christus en Zijn gemeente. Laten we ons houden aan de Schriftuurlijke gegevens en niet al te nieuwsgierig willen indringen in het geen voor ons verborgen is gehouden (Calvijn).
Bovendien zijn we van nature allen gevallen mensen met een hart dat zich stelt tegen God en Christus (1 Korinthe 10:4,5). Wie zal voor God kunnen bestaan zonder wedergeboorte, de Zaligmaker, de gerechtigheid die redt van de dood? Dat houdt ook de ontzettende werkelijkheid in dat een mens buiten Christus zowel alle heilige engelen als alle kwade engelen tégen heeft.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Barneveld.