Opinie

Herdenken

Er valt weer heel wat te gedenken in deze tijden. Reformatorisch Nederland is bezig zich voor te bereiden op 2009, het Calvijnjaar. Tal van activiteiten en publicaties staan op stapel om ons eraan te herinneren dat ene Jean Cauvin 500 jaar geleden in Noyon, Noord-Frankrijk, werd geboren. Als ik het goed begrijp, is inmiddels ergens in Duitsland al het startschot gegeven voor de aanloop naar 2017, 500 jaar Reformatie.

Ds. J. M. J. Kieviet
3 October 2008 19:05Gewijzigd op 14 November 2020 06:29

Trouwens, ons huidige jaar 2008 heeft ook een stempel. Enkele weken geleden werd in Middelburg herdacht dat 400 jaar geleden de beweging van de Nadere Reformatie van de grond begon te komen. De naam die erbij hoort, is die van Willem Teellinck. Het laatste nummer van het Documentatieblad Nadere Reformatie schenkt uitvoerig aandacht aan hem.Als we zouden willen, kunnen we blijven gedenken. Vierhonderdvijftig jaar geleden werd William Perkins, de vader van het puritanisme, geboren. Theodorus à Brakel kwam 400 jaar geleden ter wereld. En u kent Abraham Hellenbroek toch wel? Hij zag 350 jaar geleden het levenslicht.

Ook sterfdata doen meestal mee. De vermaarde Herman Witsius overleed precies 300 jaar geleden. Om de rij te besluiten: 250 jaren terug sloot Jonathan Edwards, de man van de grote opwekking in Amerika, zijn aardse ogen. Ieder voor zich was een grote in het Koninkrijk van de Heere. Een ster aan de kerkhemel. We moeten het toch maar doen: we gedenken deze mannen in grote dankbaarheid.

Geen namen
Gedenken. De Bijbel spreekt er ook over. Ik beperk me tot de 44e Psalm. Lees het tweede vers: „O God, wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds.” De dichter hecht aan de geschiedenis van zijn volk. Wat een voorrecht: er zijn vaders die het doorvertellen. Die niet willen dat de memorabilia verloren gaan uit het bewustzijn van Israël.

Dat is een groot voorrecht. Immers, een van de ergste dingen van een volk -en van de kerk- is het verlies van historisch besef. Alsof alleen de dingen van het hier en nu van belang zijn. Alsof het niet waar zou zijn dat we op de schouders van het voorgeslacht staan.

Ondertussen wel opvallend: deze dichter noemt niet de namen van illustere mensen uit de geschiedenis, de leiders en de profeten. Maar: „Gij…” Hij gedenkt de daden van de Heere. Díé zijn hem door de vaders verteld. De werken van God in het verleden. Jawel, gedaan door middel van mensen, die als instrument zijn gebruikt. Maar het was Gods vinger die de geschiedenis schreef. Hij werkte een werk.

Toch is hiermee het eigenlijke van Psalm 44 nog niet gezegd. En de diepte ervan niet gepeild. Een scherpe cesuur treffen we namelijk aan bij vers 10. „Maar nu…” Tegenover de herinnering aan het rijke verleden staat de pijnlijke ervaring van het aangrijpende heden: „Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt.” Nog enkele van dit soort woorden: „Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp degenen die rondom ons zijn.”

Deze dichter haalt dus het verleden niet naar voren om een expositie te organiseren of een fraai gedenkboek op de markt te brengen. Maar zijn erkenning van de grote werken van de Heere in het verleden is vol van pijn. Pijn in verband met het heden. Deze man lijdt aan zijn volk, zeg: aan zijn kerk. Hij kan niet zonder groot verdriet terugdenken aan hoe het was. Want het verschil tussen toen en nu is zo groot. Hij noemt de grote namen van toen niet, maar hij zou het zo kunnen doen. In plaats daarvan noemt Hij de naam van de Heere Die in het verleden zo veel gaf. Maar ach, „nu hebt Gij ons verstoten.”

Gebed
Ik weet niet of ik dit alles nu zomaar over mag zetten naar het heden. Maar wel wens ik dat onze behoefte aan gedenken iets zou hebben van wat deze dichter van Psalm 44 dreef. Dat we er bang voor zouden zijn om hoge taal te spreken over wat ons allemaal in het vroegere gegeven is; en daarmee te suggereren dat wij ons op het niveau van deze vaderen bevinden. We zijn er wat geestelijk peil betreft ver vandaan, vrees ik. En het kerkelijke leven heeft veel weg van een neergehaalde woning: puin en gruis, een plaats voor de jakhalzen.

De dichter sluit niet uit dat hij er zelf tussen zit. Met zijn zonden. Hij legt dan ook zijn hart voor de Heere open, als bidt hij: „Doorgrond en ken mij…” „Zo wij de Naam van onze God hadden vergeten en onze handen tot een vreemde God uitgestrekt - zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.”

Ondertussen is zijn Psalm één aanhoudend gebed om terugkeer van de Heere. Een vrijmoedig en dringend pleidooi. Met een bijna gebiedende, in ieder geval smekende toon: „Waak op! Waarom zoudt Gij slapen, Heere? Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid!”

En verder? Laten onze jongeren niet worden meegezogen door de wereld. Laten onze ouderen niet wegdutten in een dodelijke slaap. Laat de Geest van Christus vaardig over ons zijn - in ware bekering en waarachtig geloof. Laten onze kerken zijn als een stad op een berg. Laten onze mensen zijn als levende brieven van Christus. Laat ons gedenken met worstelen gepaard gaan. Waak op! Waarom zoudt Gij slapen, Heere? Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid!

Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer