Verknocht aan de Alblasserwaard
CDA-Kamerlid Jan de Vries heeft veel gemeen met ”de laatste der mannenbroeders”, het legendarische ARP-Kamerlid Maarten Schakel: hij is vergroeid met de Alblasserwaard, orthodox in zijn opvattingen en overtuigd maar kritisch lid van de partij. Verschillen zijn er ook: Schakel sprak altijd los van papier en was tijdens zijn Kamerlidmaatschap ook burgemeester, de 43-jarige De Vries is zo ver nog niet.
Zijn grootouders zijn er geboren, evenals zijn ouders. Hij is er zelf opgegroeid. Zelfs tijdens zijn studie bleef hij er wonen. Na zijn huwelijk bleef hij er wonen. Heel bewust wil CDA-Kamerlid De Vries ook zijn drie kinderen de waarde leren van het leven in een kleine gemeenschap waarin een open hervormde gemeente met een gereformeerde prediking de hartslag vormt. Het gaat over Goudriaan, een dorpje van een kleine duizend inwoners in het oosten van de Alblasserwaard. De Vries kan er lyrisch over spreken: „Het is de parel van de Alblasserwaard: een dorp van oude wegen en vaste waarden.”De Alblasserwaard is bekend vanwege zijn gevecht tegen het water. „Eeuwenlang is hier gestreden om het land droog te maken en te houden. Dat leidt tot een bepaalde mentaliteit, namelijk niet zeuren, maar aanpakken en doorwerken. Wat onze streek ook kenmerkt, is de zorg voor elkaar. Mensen leven hier niet langs elkaar heen. Gezin, kerk en samenleving hebben alles met elkaar te maken”, aldus De Vries.
Hebt u Maarten Schakel nog persoonlijk gekend?
„Nee, vroeger zag ik hem wel wandelen hier in het dorp, maar ik heb hem nooit aangesproken. Daarvoor was hij te groot en ik te klein. Ik kan eigenlijk niet eens in zijn schaduw staan, maar de betrokkenheid bij de streek, het orthodoxe in kerkelijke opvattingen, het radicale en maatschappijkritische, daarin herken ik me helemaal.”
Vader De Vries had in Goudriaan een woninginrichtingszaak - nu overgenomen door een broer van het Kamerlid. „Mijn ouders combineerden ondernemingszin met betrokkenheid bij de gemeenschap. Mijn vader door actief te zijn voor de ARP -later het CDA- en de hervormde gemeente ter plaatse. Mijn moeder door daadwerkelijk te helpen bij mensen die het moeilijk hadden. Ze zijn nu beiden pensioengerechtigd, maar volop actief in kerk en samenleving. Ze werken ook nog regelmatig in de zaak - minister Donner zou er stil van worden.”
De roerige jaren zeventig gingen grotendeels aan het gezin De Vries met hun vier kinderen voorbij. „Wij waren geen kinderen van onze tijd. We kregen een traditionele opvoeding waarin duidelijke grenzen werden gesteld. In alle bescheidenheid: wij waren voorbeeldkinderen en groeiden door middel van het kerkelijk jeugdwerk mee in onze betrokkenheid bij het christelijk geloof.”
Door de nevenfuncties van vader De Vries groeide bij de jonge Jan belangstelling voor de publieke zaak. Hij ging in verkiezingstijd mee folderen en affiches plakken. „Of het meegespeeld heeft weet ik niet, maar vanuit mijn slaapkamer had ik een prachtig uitzicht op het gemeentehuis.”
Waar De Vries na zijn huwelijk zou gaan wonen, daarover bestond geen enkele twijfel. Zijn vrouw -afkomstig uit het nabijgelegen Molenaarsgraaf- was het daar helemaal mee eens. Met een glimlach: „Het was voor mij wel een openbaring dat er ook in andere dorpen leuke jonge vrouwen waren.”
Tijdens de heao-opleiding en zijn rechtenstudie in Utrecht bleef Jan thuis wonen, maar daarmee sloot hij zich niet af van de wereld. Integendeel, hij raakte betrokken bij het CDJA, de jongerenorganisatie van het CDA. Zodoende kwam hij ook in aanraking met Tweede Kamerleden. „Mijn eerste baan als persoonlijk medewerker van toenmalig CDA-Kamerlid Koetje was dan ook snel in kannen en kruiken.” Maar ook toen bleef Jan Goudriaan trouw.
Wat is het geheim van de gemeenschap in Goudriaan?
„Dat heeft voor mij -en voor vele anderen- te maken met de kerk. Kerk en samenleving zijn nauw op elkaar betrokken. Kerkelijk is Goudriaan een Gereformeerde Bondsgemeente met een open houding naar buiten. De focus is gericht op een persoonlijke doorleving van het geloof. Daarbij willen we staan in de gereformeerde traditie. Maar in liturgisch opzicht willen we recht doen aan de verscheidenheid die er is in veel Bondsgemeenten, en dus ook bij ons. Ouderen zijn wat traditioneler en jongeren wat evangelischer gericht. We lezen uit de Statenvertaling, maar schuwen de Nieuwe Bijbelvertaling niet. We zingen uit de berijming van 1773, maar ook de evangelische liedbundel gaat open. Deze manier van handelen maakt het voor ons als gezin -we hebben drie kinderen gekregen- mogelijk om met respect voor elkaar in een gemeenschap te functioneren.
Ik sta wel op het standpunt dat het geloof handen en voeten heeft. Christenen moeten in de samenleving participeren en niet als zout in een potje blijven zitten. Christenen moeten bekendstaan vanwege onderling hulpbetoon en die hulp niet beperken tot medechristenen.”
De betrokkenheid van mensen op elkaar heeft volgens De Vries ook voorkomen dat er in Goudriaan en in andere dorpen in de Alblasserwaard kerkelijke afscheidingen plaatsvonden. „Wat richten we aan als we ons afscheiden? Wij zijn overtuigd lid van de Protestantse Kerk in Nederland. Ook hierin is het belang van de gemeenschap doorslaggevend. De synode en andere hogere kerkelijke organen staan ver van de inwoners van Goudriaan -en dus ook van mij- af. Wij bepalen hier zelf wat er gebeurt - of niet gebeurt. Dat is een stukje ARP-mentaliteit dat ik koester.”
Wat betekent Jezus Christus voor u persoonlijk?
„Jezus Christus is God Die mensen persoonlijk kent. Hij is mijn Redder en mijn Zaligmaker. Het geloof in Hem inspireert mij tot het nemen van verantwoordelijkheid voor de wereld en ook om in de politiek actief te zijn.”
U was betrokken bij een werkgroep in uw gemeente die wil werken aan een nieuw elan. Wat is daaruit gekomen?
„Er was sprake van een zekere matheid in de gemeente en een groepje gemeenteleden vond het niet alleen een taak van de kerkenraad om daarover na te denken. In samenwerking met de kerkenraad zijn we aan de slag gegaan. Concreet willen we graag iets doen om 16-plussers bij de kerk te behouden. Verder willen we graag het missionaire karakter van de gemeente versterken. Op de resultaten ervan kan ik nog niet ingaan.”
Is nieuw elan vooral niet groeien in de diepte, meer geworteld raken in het werk van Christus?
„Dat is zeker het geval. Er is binnen de gemeente behoefte aan meer gesprekken over het geloof en hoe we het geloof in de dagelijkse praktijk van het leven gestalte moeten geven. Huiskringen kunnen een bijdrage leveren aan die verdieping. Die gaan we dan ook opzetten, maar we willen ook graag randkerkelijken en buitenkerkelijken aanspreken. We willen het missionaire karakter van de gemeente versterken.”
Toen u in 2002 aantrad in Den Haag sprak u over het Kamerlidmaatschap als een roeping. Hoezo?
„Een christen is geroepen om maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Het Kamerlidmaatschap is voor mijn geen vak of een carrièrestap, maar een ambt. Ik ben dienaar. Als ik dit werk zou zien als een vak, zou ik het niet lang volhouden. Het slokt je bijna 24 uur per dag op. Door het geloof kan ik dit volhouden. Ik ben afhankelijk van de kracht van God en van de inspiratie van Zijn Geest.
Het klinkt in eerste instantie wat tegenstrijdig, maar het geloof leert ook dit werk relativeren. Als ik het in afhankelijkheid doe, hoef ik het ook niet alleen te doen. Het hangt niet van mij en mijn inspanningen af. Ik mag het plaatsen in het perspectief van de eeuwigheid.”
Kan dat bij een partij als het CDA? Is de ”C” in de loop van de jaren niet erg bleek geworden?
„De C heeft nog nooit zo veel glans verspreid als nu, is mijn stelling. In de jaren negentig gingen we er wat verkrampt mee om. Iedereen dacht dat de invloed van religie in de samenleving zou verschrompelen, maar dat is niet gebeurd. Er is een tegenkracht ontstaan; religie mag weer. Mensen zoeken weer houvast in het geloof. Dat heeft de positie van het CDA versterkt. Let ook eens op de manier waarop premier Balkenende regelmatig aangeeft dat het persoonlijk geloof in God hem kracht geeft om het ambt dat hij vervult te kunnen uitoefenen.”
Maar er zijn in het CDA weinig geluiden te horen van mensen die grenzen van abortus, euthanasie en andere medisch-ethische onderwerpen ten goede willen verleggen. Hoe kan dat?
„We moeten eerlijk zijn en zeggen dat we de regelgeving rond abortus en euthanasie niet kunnen keren. Wat we wel kunnen doen is kaders en voorwaarden scheppen, zodat de vraag naar abortus en euthanasie afneemt. Ook op andere terreinen van de medische ethiek zien we dat er meer behoefte is aan morele kaders. We hebben daar als CDA rond het thema embryoselectie flink mee geworsteld. Ik ben blij dat er nu zo’n kader is.”
De Vries maakt het even heel persoonlijk: „Ik ben vader van een kind met een verstandelijke handicap. Dan kijk je toch anders aan tegen dergelijke discussies. Ook levens van mensen en jongeren met een handicap zijn van grote waarde. De samenleving is niet maakbaar, ondanks vermeende pretenties van de medische wetenschap. Zo’n samenleving moeten we niet willen.”
Uw persoonlijke inzet verschilt niet veel van die van de ChristenUnie. Zou u ook voor die partij politiek actief kunnen zijn?
„Ik zou die vraag liever willen omdraaien en aan leden van de ChristenUnie willen stellen. Waarom zijn zij niet in het CDA actief? Het is niet voor te stellen dat ik lid zou zijn van de ChristenUnie. Ik voel me volledig thuis bij het gedachtegoed, de cultuur en de breedte van het CDA.”
Hoe kan een gereformeerd denkend politicus functioneren in een partij waarin ook moslims, hindoes en agnosten een plaats hebben?
„De rijkdom van het CDA is dat mensen als de orthodox-protestantse Jan de Vries en de conservatieve roomse Limburger Jos Hessels met elkaar een fractie vormen en zich verbonden voelen met elkaar, ook in geloofszaken.
Met moslims, hindoes en agnosten ligt dat anders. Het staat buiten kijf dat de uitgangspunten van het CDA zijn gebaseerd op het Evangelie. Vervolgens zie je dat mensen met andere levensovertuigingen zich daardoor aangesproken voelen. Dat is alleen maar mooi. Ondanks fundamenteel verschillende visies op het geloof staan we voor hetzelfde politieke beleid. Juist moslims en hindoes hebben geen enkele behoefte om te morrelen aan de evangelische uitgangspunten van de partij. De C van het CDA staat als een huis.”
Hebt u wel eens spanning ervaren tussen uw persoonlijke standpunten en de standpunten die de fractie heeft?
„Voor we aan een discussie begonnen, heb ik wel eens gedacht: Hoe moeten we hier als fractie uitkomen? Meningen staan soms haaks op elkaar.”
Bij welke onderwerpen was dat het geval?
„Bijvoorbeeld bij embryoselectie, maar ook bij de verlenging van de missie in Afghanistan.”
Heeft dat er wel eens toe geleid dat u ooit anders stemde dan de fractie?
„Nee.”
Hoe kan dat?
„Dat heeft te maken met onze werkwijze. Er is alle ruimte om de verschillen van inzicht te benoemen en uit te spreken. Over lastige onderwerpen beslissen we nooit in één vergadering. We laten het een week of twee weken liggen en nemen dan een besluit. We zijn gericht op consensus en niet op polarisatie en confrontatie. Het CDA heeft een flinke vergadercultuur. Dat lijkt soms wat bureaucratisch, maar op enig moment betaalt het zich uit.”
In de Tweede Kamer hield u zich eerst vooral bezig met onderwijs, nu met zorg. Vanwaar deze beleidsterreinen?
„Mensen komen tot hun recht in relaties met elkaar. Dat is niet alleen in Goudriaan het geval, maar in het geheel van de samenleving. Van betrokkenheid op elkaar word ik warm en raak ik gepassioneerd. Op beleidsterreinen zoals onderwijs en zorg komt dat tot uitdrukking. De noodzaak van de betrokkenheid van mensen op elkaar heb ik van mijn moeder meegekregen. Zij is ook zeer betrokken op het wel en wee van mensen in haar omgeving.”
Bij veel lezers van deze krant bestaat vrees dat artikel 23 over de vrijheid van onderwijs in de toekomst verder onder druk komt te staan. Is dat terecht?
„Ik zie dat gevaar niet. Dit artikel is diepgeworteld in onze samenleving. Maar er is een belangrijke voorwaarde: de school moet wel van de ouders blijven. Ik maak me dáár wel eens zorgen over. Scholen en ook zorginstellingen lijken soms meer eigendom van managers en bestuurders. Dat is niet goed. We moeten die betrokkenheid van de samenleving weer terugwinnen. Dat kan door terugkeer naar kleinschaligheid.
Een voorbeeld van een ontwikkeling ten goede is de belangstelling van het openbaar onderwijs om de bestuurlijke verantwoordelijkheid niet langer bij de burgerlijke gemeente neer te leggen, maar om de school in een verenigingsvorm te organiseren. Ouders hebben dan veel meer het gevoel dat de school ook van hen is.”
Dicht bij de burgers staan, dat wil De Vries graag en dat was volgens hem ook de kracht van zijn streekgenoot Schakel. Dat is volgens De Vries vandaag de dag wel moeilijker dan veertig jaar geleden, toen Schakel volop politiek actief was. „Het politieke klimaat is verhard. Het degelijke handwerk staat niet meer in de schijnwerpers, maar de oneliners van populisten als Wilders en Verdonk. Schakel wilde zonder populist te zijn verbindingen leggen met de samenleving. Het CDA wil dat anno 2008 ook nog en ik probeer daar mijn steentje aan bij te dragen.”
En dat spreken los van het papier?
„Dat gaat mij steeds beter af, maar het is geen doel in zichzelf. Je kunt ook vanaf papier de juiste accenten leggen. Schakel sprak de taal van de mensen op straat. Daar kunnen wij als Kamerleden veel van leren. Hij deed dat ook nog eens op een nette manier. Ook daar kunnen sommige Kamerleden nog veel van leren.”
Gaat u dezelfde weg als Schakel door nog een keer burgemeester te worden ergens in de Alblasserwaard?
„Dat is geen onaantrekkelijk perspectief. Als ik iets anders ga doen, zal het iets zijn met mensen en hun relaties. Het is nu niet aan de orde; het leidt alleen maar af van de passie en de missie van nu. Ik ben geen carrièremens. Ik geniet met volle teugen van het ambt dat ik nu mag uitoefenen.”
Levensloop
Mr. drs. Jan Marinus de Vries werd op 23 juli 1965 geboren in Goudriaan. Na de lagere school volgden mavo en havo in Schoonhoven. Van 1983 tot 1986 studeerde hij in Utrecht aan de heao en van 1986 tot 1996 rechten en juridische bestuurswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Utrecht.
In 1989 ging hij aan de slag als persoonlijk medewerker van CDA-Tweede Kamerlid drs. H. Koetje. Vervolgens ’promoveerde’ hij tot beleidsmedewerker binnenlandse zaken en onderwijs bij de CDA-fractie. Van 1990 tot 1996 was hij assistent-griffier bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
In 1996 stapte De Vries over naar het onderwijs en kreeg hij een benoeming als secretaris van het college van bestuur en hoofd studentenvoorzieningen van de Ichthus Hogeschool/Hogeschool Delft. In 2000 werd hij algemeen directeur van deze Ichthus Holding.
Ondertussen was De Vries ook politiek actief in het CDA. Van 1994 tot 1999 was hij lid van de gemeenteraad van Graafstroom en van 1999 tot 2002 lid van Provinciale Staten. Zowel zijn functie bij de Ichthus Holding als het lidmaatschap van Provinciale Staten moest hij in 2002 opgeven, toen hij werd benoemd als lid van de Tweede Kamer.